Zondag 10 november 2024, Schriftgeleerden en weduwen
32B Schriftgeleerden en weduwen, 10.11.24 OU
1 Koningen 17, 10-16; Hebreeën, 9, 24-28; Marcus 12, 38-44
Vandaag wordt ons een serieuze spiegel voorgehouden. Lijkt onze levenshouding meer op die van de zojuist besproken schriftgeleerden of op die van de arme weduwen? En laten we niet te snel zijn met ons antwoord.
Jezus kan soms fel uithalen in de richting van schriftgeleerden en Farizeeën. Niet omdat ze allemaal slecht zijn; er zijn ongetwijfeld zeer vrome lieden onder hen. Maar er zijn er ook – en die heeft Jezus hier op het oog – die vooral uit zijn op status en gezien worden. Zogenaamd vroom: ze zijn gehecht aan het (laten) naleven allerlei voorschriften en regels als de hoogste vorm van godsverering. Voor de schijn zeggen ze lange gebeden op, zegt Jezus, maar het gaat hen slechts om het uiterlijk vertoon. In plaats van te doen wat God echt wil – gerechtigheid, hulp aan mensen in nood – persen ze weduwen af en eten ze de huizen van de armen op. Het is deze onoprechte, onbetrouwbare houding waartegen Jezus fulmineert.
Daartegenover staat de arme weduwe die geeft van haar laatste bezit. Zij gaf van haar armoede waarvan zij leven moest. In de eerste lezing horen we zelfs: Ik sprokkel nu hout om voor het laatst eten klaar te maken voor mij en mijn zoon, daarna wacht ons de dood. Zo concreet kan het zijn. En is het dan niet een beetje vreemd dat de profeet Elia haar vraagt om eerst voor hem te zorgen? Wat vraag je iemand dan eigenlijk? Wat een enorm godsgeloof veronderstel je dan! Toch is dat precies wat er gebeurt. Ook de weduwe in het evangelie die haar laatste muntjes weggeeft getuigt van zo’n sterk vertrouwen in Gods voorzienigheid. Het vertrouwen dat God zijn mensen elke dag manna zal schenken in de woestijn. Het vertrouwen dat de pot met meel niet leeg zal raken en dat de kruik met olie niet opraakt.
Durven wij echt te zeggen dat onze eigen levenshouding een beetje lijkt op die van de weduwe? Hebben wij zoveel vertrouwen in God en in elkaar als ons leven echt moeilijk wordt? Durven wij te leven in afhankelijkheid van elkaar of vinden wij eigenlijk dat iedereen autonoom in het leven staat en zijn eigen broek dient op te houden? Kan het zijn dat we dan iets belangrijks missen? Er moet een reden zijn waarom de arme weduwe ons ten voorbeeld wordt gehouden. Welke verborgen rijkdom verschaft haar die levenshouding van diep vertrouwen in God en haar medemens? Welke angst heeft zij kunnen loslaten?
Het evangelie confronteert ons ook met de vraag: zijn wij bereid om te leven in solidariteit met de zwaksten en te geven zonder berekening en voorbehoud? Wat raakt ons in de houding van die weduwe die geeft van haar laatste bezit? En wat choqueert ons in de houding van de schriftgeleerden die vroom hun gebeden zeggen, maar intussen de weduwen uitbuiten?
Jezus daagt ons uit niet alleen iets van ons rijke bezit te geven, maar iets van onszelf te geven. Zoals Hij zelf zijn leven weggaf in belangeloze liefde. Herkennen we in ons leven iets van dat ideaal? Durven wij, als het erop aankomt, ons leven te leggen in Gods handen? Laten we ons nog weleens zo zeer aanspreken door een mens in nood, dat we ons eigen belang op de tweede plaats zetten? Of moeten we, als we heel eerlijk zijn, toegeven dat we eigenlijk meer lijken op die zelfgenoegzame schriftgeleerden, dik tevreden met onszelf? Want we zijn tenslotte niet gek; wie geeft er nu zijn laatste bezit weg?
En toch, zegt het evangelie, wie op weg gaat met God, moet een sprong in het duister doen. Wie zegt “Uw wil geschiede”, weet niet waar hij of zij uitkomt. Het betekent dat je je hart opent om Gods Geest ook in jouw leven te laten gebeuren. Geen godsdienst ten behoeve van het eigen ik. Maar een weg naar elkaar, in het bijzonder naar de mens die het moeilijk heeft. Als mensen echt in nood zijn, dan doe je als die weduwe. Dan ga je zo geven dat je het voelt in je maag. Dit vraagt de bereidheid om je eigen veiligheid een beetje los te laten.
Het vraagt een levenshouding zoals Jezus die verwoordt in de zgn. zaligsprekingen. Daarin prijst Hij de mensen zalig die vanuit een nederig hart, gericht zijn op barmhartigheid, gerechtigheid en vrede. Zachtmoedige mensen die troost bieden aan wie dat nodig heeft. Mensen die zuiver van hart zijn, oprecht en uit één stuk.
Om zulke mensen te worden is ons een leven lang gegeven. We zijn geen perfecte mensen, dat hoeft ook niet. We mogen ons ondanks onze onvolkomenheid geliefd weten door God. Daarom beginnen we elke viering met het Kyrië-gebed: Heer ontferm U over ons, imperfecte mensen. Maar het is goed te leven met een betrouwbaar kompas, opdat we toegroeien naar de menselijke maat die God voor ons voor ogen heeft. Amen.
PLK