Zondag 6 oktober, Niemand alleen

27B Niemand alleen. 6.10.2024 in TB

Genesis 2, 18-24; Heb. 2, 9-11; Marcus 10, 2-12 [of 16]

Vandaag horen we over het ideaal dat een mens niet alleen staat in dit leven. Want een leven alleen is eigenlijk geen leven. Ieder mens heeft een diepe behoefte om verstaan en gekend te worden door een ander. Zo leven wij van idealen. Maar de menselijke praktijk is vaak weerbarstig. Goede bedoelingen zijn niet altijd voldoende om onze droom in stand te houden. Wanneer idealen worden ingewisseld voor regels en we elkaar daarop gaan beoordelen, gaat alles stuk.  Lot en onmacht kunnen toeslaan en dan slijten mensen aan elkaar. Zo kom je weer alleen te staan en is het koud, zeker als je omgeving hier ook nog eens veroordelend op reageert.

Om het evangelie van vandaag te verstaan, moeten we het goed inkaderen. Jezus is op weg naar Jeruzalem. Jeruzalem wordt in de bijbel wel de bruid van God genoemd, een bruid die God soms ontrouw is. Jezus is nu, namens God, op weg naar zijn ontrouwe bruid. Zal hij haar in de steek laten? We weten het antwoord. Hij zal niet weglopen, zelfs niet voor het kruis. Op deze weg naar Jeruzalem wordt Hem door de Farizeeën de vraag gesteld: mag een man zijn bruid in de steek laten?  Jezus gaat niet in op een juridische discussie over regels, maar voert ons terug naar het begin (Genesis), de oorspronkelijke bedoeling van God met de mens, namelijk dat hij/zij niet alleen blijft, dat hij/zij zich niet machteloos of mislukt voelt, maar een werkelijk ander tegenover zich kent die hem/haar verstaat en liefheeft.

Wanneer dat ideaal van NIEMAND ALLEEN verwordt tot strenge kerkelijke wetten (je mag niet scheiden), gaat er van alles kapot. Mensen voelen zich afgewezen, juist op die plaats waar ze begrip en barmhartigheid zouden mogen verwachten. Jezus was geen man van wetten en kerkelijke rechtbanken. Het deed hem pijn als mensen werden buitengesloten. Hij wist dat een mens niet gemaakt is voor al die ellende die rond een echtscheiding meestal ontstaat. Daarom ging Hij terug naar het begin: Gods bedoeling dat iedere mens zich gezien en geliefd weet, ook of misschien juist, wanneer hij/zij in de misère zit van verlaten te zijn. Juist dan is een liefdevolle reactie van de gemeenschap (ook van de kerk) hard nodig, al is het maar vanuit het nuchtere besef dat we geen van allen volmaakt zijn.

Jezus keert zich tegen misbruik van de wet. Hij wil niet ingaan op de vraag naar omstandigheden waaronder het een man geoorloofd zou zijn om zijn vrouw te verstoten. Daar tegenover plaatst Hij het ideaal van de goddelijke liefde en het uitgangspunt van gelijkheid van man en vrouw. Want zo las Hij het boek Genesis. God schiep de mens immers als mannelijk en vrouwelijk. Elke mens kent mannelijke en vrouwelijke kanten, maar juist in dat samenkomen ontstaat een nieuwe eenheid die de bijbel waagt te noemen: beeld van God.

De Griekse filosoof Plato beschreef ooit de mythe van de androgyne mens. Volgens deze mythe was de mens oorspronkelijk een dubbelwezen, tegelijk man en vrouw. Maar de goden waren bang voor de menselijke ambitie om godgelijk te worden. Daarom bestrafte de oppergod Zeus de menselijke hoogmoed door hem in tweeën te splitsen, mannelijk en vrouwelijk. Sinds die tijd zoeken de twee helften elkaar om weer helemaal één en gelukkig te worden.

Maar hoe zit het dan met die rib uit de zijde van de man waaruit de vrouw volgens Genesis 2 geschapen is? Vormt ze dan toch niet een soort bijproduct van de man? De joodse Talmoed zegt daarover: Zij is niet geschapen uit zijn hoofd, want anders zou hij kunnen denken dat hij haar zelf bedacht heeft. Zij is ook niet geschapen uit zijn voeten, want hij zou zich wel eens heer en meester over haar kunnen wanen. Zij is geschapen uit zijn zijde, opdat ze dicht bij zijn hart zou zijn. De rib beschermt het meest kwetsbare in de mens, zijn hart en zijn longen (AdelbertAbdij).

Het huwelijk wordt in de bijbel gezien als een afspiegeling van de verbondsrelatie tussen God en Israel. Daarom horen we: wat God verbonden heeft, moet de mens niet scheiden. Jezus schetst ons vandaag de totale, gave mens, die gericht is op de ander en die zijn of haar bestemming vindt in de zelfgave. En natuurlijk kunnen we geen van allen aan dat hoge ideaal voldoen. Er wordt heel wat van mensen gevraagd om tot hulp te zijn voor elkaar, binnen maar ook buiten het huwelijk.

Eigenlijk is het een wonder als twee mensen in staat zijn gedurende lange tijd elkaars lief en leed echt te dragen en voor elkaar zo goed als God te zijn. Dat is zeker niet aan ieder gegeven. En als dingen dan niet goed gaan, als onze relaties stuk gaan, laten we dan bidden dat er mensen zijn die om ons heen blijven staan. En dat er niet langer kerkelijke regelingen zijn die je het gevoel geven dat je niet meer helemaal welkom bent.

Tenslotte, onder ons zijn er ook velen die onvrijwillig alleen zijn gebleven of op latere leeftijd door overlijden van de partner alleen zijn geworden. Ook voor hen kan het alleen-zijn verworden tot eenzaamheid, als zij geen liefdevolle aandacht ervaren vanuit hun omgeving. Laten we dus, als geloofsgemeenschap en in navolging van Jezus, ook hen voortdurend in ons midden blijven verwelkomen en ontmoeten. Want geen mens kan zeggen: ik kan het wel op mijn eentje, ik heb niemand nodig. Een mens kan niet alleen. We zijn geschapen voor de liefde. Amen.

PLK