Zondag 5 november 2023, 31e zondag door het jaar

Eenendertigste zondag door het jaar A. 5 nov. 2023

Maleachi 1, 14b-2, 2b.8-10; 1 Tes. 2, 7b-9.13 ; Mat.23, 1-12

Wat verwijt Jezus de schriftgeleerden en Farizeeën nu eigenlijk en in hoeverre zijn deze verwijten ook vandaag nog actueel in onze kerkgemeenschap? Vooraf zij gezegd dat Jezus waarschijnlijk zijn opleiding deels in kringen van Farizeeën had genoten. Met hen voelde Hij zich verwant. Het gaat dus om kritiek van binnenuit, en nooit op de hele groep van Farizeeën gericht. Maar toch, zijn oordeel is niet mals.

Zijn kritiek is samen te vatten in een viertal punten (Faber): allereerst verwijt Hij hen uiterlijk vertoon en de onwaarachtigheid. Ze spreken wel mooie woorden, maar doen zelf niet wat ze anderen voorhouden. Ze gedragen zich als schijnheiligen.

Een daarmee samenhangend verwijt is dat ze de mensen zulke strenge religieuze voorschriften opleggen, dat deze geen ruimte meer hebben om te ademen.

Een derde punt van kritiek luidt: ze denken zo goed te weten wie God is en wat God welgevallig is. Dit gedrag deugt wel, dat niet.

Tenslotte, ideeën over wie er deugt en wie niet, leiden tot uitsluiting. Mensen die ruimer denken, die een ander godsbeeld hebben dan de Farizeeën, horen er niet bij; ze moeten gemeden worden.

Jezus beschouwt dit alles als een serieuze vorm van afglijden in de godsdienst. In zijn ogen is niemand op aarde de absolute bezitter van Gods woord en waarheid.

In hoeverre is de kritiek van Jezus vandaag nog van toepassing op de kerk van nu? Paus Franciscus beschuldigde enkele jaren geleden zijn eigen Romeinse Curie van een hele lijst van kwalen, die aan de tijd van de Farizeeërs doen denken. Misschien is dat wel het gevaar van elk instituut en in het bijzonder van leidinggevenden: dat de oorspronkelijk bezieling ondergesneeuwd raakt, en dat de eerste liefde wordt verdrukt door strenge verwachtingen en regels. Dat gevaar geldt overigens niet alleen voor religieuze leiders, maar voor ons allen. Het woord van God is niet bedoeld als een meetlat voor het gedrag van anderen. Het is vooral bedoeld als een gewetensvraag voor mijzelf: wanneer doe ik dingen voor het oog van anderen, maar zit mijn hart er niet achter? We moeten voortdurend  beseffen dat we kinderen van een en dezelfde Vader zijn. In die zin zijn we allemaal gelijk en hoeft niemand zich omhoog te steken. Geloof ik oprecht dat wij voor God allen gelijk zijn, of ben ik stiekem ook een Farizeeër die denkt exact te weten wat bij God in de smaak valt, en daarmee graag een ander confronteert?

De woorden van het evangelie zijn vooral een maatstaf voor je eigen leven. Waarachtige godsdienst is een dienst. Een oproep om elkaar dienend in het leven te staan. Vroeger waren in veel rk-kerken de voorste banken verpacht aan de rijken en vooraanstaanden. Wie het meest geld had, kreeg de beste plaats. Dat gebruik is gelukkig veranderd. Maar ook in ons hart?

Er is nog iets anders. Jezus zegt: “Doet wat zij (de Farizeeën) u zeggen, want dat is de wet van Mozes, maar doet niet wat zij doen, want dat is mensenwerk”. In de kerk van alle eeuwen is sprake van veel mensenwerk. De buitenkant van de kerk is soms heel menselijk en zondig. Ook vandaag. Maar we moeten niet de vergissing maken dan maar te concluderen dat het geloof niet deugt. Dat geloof, dat ons moed geeft en optilt in het leven, mogen we vasthouden, dat mag ons heilig zijn.

Een voorganger (Pannekoek) heeft dit alles treffend verwoord in een gebed:

Geef, God, dat ik mijn mond pas open na zelf geluisterd te hebben naar uw woord, dat ik zelf de eerste voet zet op wegen die ik anderen mag wijzen, dat ik niemand lasten op de schouders leg die ik zelf niet wil dragen,  dat ik nooit uw woorden ontkracht of met mijn eigen woorden vervals, en dat ik, wanneer ik anderen voorga, u niet voor de voeten loop.   Want we hebben allemaal maar één Vader en dat bent U. We hebben maar één leraar en dat is Jezus Christus.  Amen.

PLK