Zondag 29 oktober, 14e zondag door het jaar

Overweging 29 oktober 2023

Veertiende zondag door het jaar

Ex 22, 20 - 26; Ps. 18; 1 Tess 1, 5c - 10; Mat. 22, 34 - 40

(A - jaar)

Wij hebben het goed in ons land. Ja natuurlijk, het kan altijd beter. Er is sprake van toenemende armoede en sluipende discriminatie. En toch, er zijn landen die een veel lagere score hebben voor wat betreft de leefomstandigheden. Hierbij is te denken aan landen in Afrika en het Midden-Oosten. Problemen zoals hongersnood, groot tekort aan schoon drinkwater, onderdrukking van vrouwen, kinderarbeid, uitbuiting en levensbedreigende geloofsdiscriminatie zijn aan de orde van de dag. En dan hebben wij het nog niet eens over de vele oorlogen waarin de meest verschrikkelijke wapens tactieken worden gebruikt. Deze omstandigheden zijn een stinkende en etterende wond in de mensheid en vinden hun oorsprong in de zucht naar macht, aanzien en zelfverrijking over de rug van een ander. Deze misstanden zijn niet iets van de laatste tijd. Wanneer wij in het verleden duiken, wordt ons een beeld geschetst dat niet onderdoet voor de huidige tijd. 

In de tijd van het Oude Testament, ongeveer 2500 jaar geleden, bestaan er al wetteksten om de zwakkeren in de maatschappij te beschermen. De eerste lezing van vandaag gaat over leefregels. Hoe ga je om met je medemens zoals vreemdelingen, weduwen en wezen en om mensen die in armoede leven en uitgebuit worden. God komt voor deze kwetsbare mensen op. Hij luistert niet alleen maar hij reageert ook. Hij verwijst naar  het slecht behandelen van vreemdelingen, want zegt Hij: “Jullie zijn zelf vreemdeling geweest”. En het blijft niet alleen bij woorden. Hij neemt maatregelen als zijn toorn losbarst. Maar Hij is ook vol van medelijden. Want zegt Hij: “ Roept hij tot Mij om hulp, dan zal ik hem verhoren. God is intens betrokken bij de mensonterende omstandigheden. Het Woord van God is ondubbelzinnig.

Ondanks onze beperkingen proberen wij het Woord van God te volgen. Maar desalniettemin schaden wij soms onze medemens door negatief handelen. Zonder dat wij er bewust van zijn, gaan wij er vaak vanuit dat wij de wijsheid in pacht hebben. Dat kan uiteindelijk tot spijt en schaamte leiden. Wij ontmoeten dan als het ware onszelf. Het is alsof wij voor de spiegel staan met de vraag waarom heb ik die ander geen ruimte gegeven om te leven. Met andere woorden; leven en laten leven, waarbij men zich houdt aan eerlijkheid, liefde en trouw, kortom denkend aan God.

De eerste lezing gaat over een klein stukje uit het grote geheel van de voorschriften (613 stuks) in de eerste 5 boeken van het Oude Testament (de Thora), ook genoemd de Wet. De Farizese geleerden schijnen zich vaak gebogen te hebben over zowel het aantal als de inhoud van deze geboden. Tevens hebben zij vaak gezocht naar het belangrijkste gebod. Zij bleven zoeken want unanimiteit was niet aanwezig.

Vanuit het Oude Testament gaan wij nu over naar het Nieuwe Testament

In het hoofdstuk Mat. 22, vers 34 – 40, geeft Jezus uitleg over Gods Koninkrijk. Hij voorspelt dat velen hiervoor zijn uitgenodigd. Jezus voegt er echter aan toe dat er maar weinigen er echt bij horen. De Schriftgeleerden laten het er niet bij zitten en proberen Jezus door allerlei vragen in een val te laten lopen. Dit lukt echter niet. Uiteindelijk vraagt een wetsleraar om Jezus op de proef te stellen, wat het voornaamste gebod is in de Wet. Het antwoord van Jezus is voortreffelijk: Bemin uw God met heel uw hart, heel uw ziel en heel uw verstand en heb je naaste lief als jezelf. Eigenlijk zijn het twee geboden. Maar Jezus maakt er één van, want ze zijn aan elkaar verbonden. Het één kan niet zonder het andere.

Ik interpreteer het antwoord van Jezus als volgt: Leef je leven volgens Gods Woord en laat je medemens ook volgens Gods Woord leven. Want dat is pas leven, het eeuwig leven.

God beminnen gaat gepaard met liefde en overtuiging. Niet zozeer hoe je gevoelens zijn op een bepaald moment, bijv. als je verliefd bent. Nee het gaat om het liefhebben met geheel je hart, verstand en ziel. God kijkt naar je beschikbaarheid voor anderen en in welke mate en manier ben je dan beschikbaar. Het gaat niet om diensten die je door eigen talenten hebt verworven. Meestal zijn hieraan vergoedingen verbonden die de pan uitrijzen. Kortom, vergoedingen die niet door Gods genade zijn verworven, maar door eigenwaan hebt verkregen.

In Mattheus 19, 16 – 22 maakt Jezus duidelijk wat hart, verstand en ziel betekent. De lezing gaat over een rijke man die aan jezus vraagt hoe hij het Eeuwig leven kan krijgen. Jezus antwoord als volgt: houdt je aan  Gods regels, niet stelen, niet vreemdgaan, respecteer je ouders, houdt van de mensen om je heen als van jezelf. De man zegt dat hij zich al aan deze regels houdt. Wat kan ik dan nog meer doen vraagt hij. Jezus stelt de rijke man voor een groot dilemma. Hij geeft hem opdracht alles te verkopen en vervolgens zijn geld aan de armen te geven. Als hij alles heeft teruggegeven mag hij terugkomen en met Jezus meegaan. De man maakt zich vervolgens uit de voeten. Zijn geld is hem kennelijk te belangrijk om Jezus te volgen.

Jezus eist een volledige overgave aan God. God kijkt niet naar tijd en resultaten, Nee, Hij vindt beschikbaarheid en edelmoedigheid waarmee wij ons in zijn dienst stellen belangrijk. God is meer dan rechtvaardig. Wij mogen leven in zijn genade. Maar wij mogen ons niet verliezen. Wij zijn ons bewust van onze eigen mogelijkheden en beperkingen. Wij laten onze liefde voor God zien door te volharden in de uitvoering van zijn opdracht. En alles met inzet van ons hele verstand, heel onze ziel en ons hart en met liefde voor onze naasten. Kortom; houdt van je medemens evenveel als van jezelf, oftewel heb je naaste lief als jezelf. Deze liefde voor de ander wordt in de gelijkenis van de barmhartige Samaritaan beschreven, Lucas 10, 25 -37. Wij allen kennen deze gelijkenis. In het kort gaat het over een man die tijdens zijn reis gewelddadig wordt overvallen door een aantal rovers. Zij slaan hem halfdood en pakken hem alles af. Zij laten hem liggen en maken dat zij wegkomen. Twee passanten, een priester en een half priester die hem één voor één aan de overkant van de weg passeren, laten hem ook liggen. Vervolgens passeert een Samaritaan; deze man heeft medelijden. Hij verzorgt en brengt de man naar een herberg en geeft de eigenaar geld voor de pleegzorg. Extra kosten betaalt de Samaritaan op de terugreis.

Jezus vroeg nu aan een wetgeleerde wie is de naaste van deze man. De wetgeleerde antwoordde; “de Samaritaan”. Jezus zei, doe dan voortaan net zoals de Samaritaan.

Laten wij deze gelijkenis niet vergeten en altijd bij ons dragen. Mensen lief hebben zoals ze door God geschapen zijn. Recht doen aan hen die je op je weg ontmoet; in het bijzonder aan de zwakken. Wij zijn maar mensen en dat betekent dat je meer en soms minder sympathie hebt voor je naaste. Niets menselijks is ons vreemd. Maar het betekent niet dat je een keuze hebt. Je naaste liefhebben is recht doen aan de mensen die je in het leven ontmoet. God bekommert zich om de zwakke, de achtergestelde, de gediscrimineerde, de vluchteling etc. God doet er toe. Hij heeft ons een menselijk vermogen gegeven om te kunnen leven met mensen met wie je niet direct een band hebt. En natuurlijk is het zo dat je voor de één meer voelt dan voor de ander. Maar toch, wanneer onze hulp verlangd wordt is het meestal zo dat de mens het vermogen heeft om toch lief te hebben en de ander bij te staan. Dit vermogen verheft de mens. Je zou ook kunnen zeggen dat de ziel het handelen leidt. Op dat moment zijn wij eigenlijk één met die ander in nood. Die ander die ook een schepsel van God is met zijn positieve en minder positieve kant.

Maar ieder mens heeft zijn eigen beeld, zijn eigen doen en laten. Wij zijn allemaal uniek. En dat is maar goed ook. Op die manier heeft God er voor gezorgd dat onze talenten aanvullend verschillen, opdat wij een zegen voor elkaar kunnen zijn. Onder voorbehoud dat wij naar God luisteren want God is ons altijd nabij.

Zoals Lucas zegt in Handelingen 17, 28:  “Want in Hem leven wij, bewegen wij, en zijn wij, uit Hem God komen wij voort”.

Amen

 KJB