Zondag 6 augustus Gedaanteverandering van de Heer

Gedaanteverandering van de Heer, 6 aug. 2023

Daniël, 7, 9-10.13-14; 2 Petrus 1, 16-19; Mat. 17, 1-9

In de eerste lezing hoorden we over apocalyptisch visioen van de profeet Daniël. Hierin verschijnt God als een hoogbejaarde. Met een gewaad wit als sneeuw en hoofdhaar blank als wol. En iemand  die op een mens geleek ontvangt koninklijke heerschappij. Vreemde en geheimzinnige beelden die deels terugkeren in het visioen dat Petrus, Jakobus en Johannes te zien krijgen op de heilige berg. Dit evangelieverhaal, dat we reeds hoorden op de tweede zondag van de veertigdagentijd, komt vandaag terug, nu we het feest  van de Gedaanteverandering van de Heer vieren.

Voor de ogen van zijn meest nabije leerlingen wordt de weg getoond die Jezus te gaan heeft om zijn heerlijkheid binnen te gaan. We herinneren ons zijn doop in de Jordaan, waar Hij door een stem uit de hemel ‘mijn geliefde Zoon’ wordt genoemd. En vandaag op de berg Tabor klinkt die stem opnieuw.

Om dit verhaal goed te begrijpen moeten we kijken naar de context die hieraan voorafgaat (Bastiaens). Hier vraagt Jezus aan zijn leerlingen: “Wie zeggen de mensen dat de Mensenzoon is?” Petrus belijdt dan dat Jezus de Messias is, Zoon van de levende God. Kort daarop begint Jezus zijn leerlingen duidelijk te maken dat Hij naar Jeruzalem moet gaan en veel zal moeten lijden. Petrus verzet zich hiertegen. Maar Jezus verzekert hem: “Wie Mij wil volgen moet zichzelf verloochenen en zijn kruis op zich nemen”.

Dan volgt de passage van de gedaanteverandering op de berg. De stem uit de hemel bevestigt het voor Petrus, Johannes en Jacobus: dit is mijn geliefde Zoon. Jezus is, als zoon van David, de gezalfde van Israël. Hij is, als Gods veelgeliefde, de zoon van Abraham en Hij is de dienaar, over wie de profeet Jesaja sprak (Jes. 42,1 en 53), de dienaar in wie God zijn welbehagen heeft gesteld. Wat Jezus zal overkomen in Jeruzalem hoort bij zijn opdracht om veelgeliefde zoon en dienaar te zijn. Mozes en Elia, de twee grootste profeten van Israël, fungeren hierbij als getuigen.

Petrus is euforisch. Hij wil het lijden uit de weg gaan. De stralende verheerlijking van Jezus, dit beeld van de Messias, wil hij graag vasthouden. “Het is goed dat we hier zijn. Laten we drie tenten opbouwen”. Maar Jezus doet hem uit de droom ontwaken. “Sta op en wees niet bang”.

Jezus beseft waarheen zijn weg zal leiden: naar het kruis. De leerlingen hadden nog niet begrepen dat het definitief bereiken van de Tabor loopt via Getsemane en Golgotha. Er is geen verheerlijking zonder lijden. De weg naar Pasen loopt via Goede Vrijdag. En ook Jezus kende angst en twijfel. “Vader, als het mogelijk is, laat deze kelk dan aan Mij voorbij gaan. Echter, niet mijn wil, maar Uw wil geschiede”. En op het kruis: “Mijn God, waarom hebt U mij verlaten”. Maar uiteindelijk is Jezus trouw aan wat Hij ziet als de wil van de Vader, ook al betekent dat zijn eigen dood.

We raken hier aan een mysterie dat we maar moeilijk kunnen verstaan. Hoe werkt Gods liefde? “Hij heeft zelfs zijn eigen Zoon niet gespaard, maar voor ons allen overgeleverd”, zegt Paulus in zijn brief aan de Romeinen. Jezus zag zichzelf als de lijdende dienaar, waarover Jesaja spreekt. De lijdende dienaar neemt de schuld van anderen op zich om daarmee hen te bevrijden en het volle leven terug te geven. Jezus heeft zichzelf ontledigd, zichzelf leeg gemaakt om er voor anderen te zijn, om zijn leven voor anderen te geven. De hemelse glans die over zijn leven ligt, wordt zichtbaar wanneer Hij luistert naar mensen in de problemen, wanneer Hij tegen wie onder het leven gebukt gaan zegt: “Kom, ik draag met je mee”. En wanneer Hij door dit alles heen het kruis van alle dag op zich neemt, tot het uiterste toe, op Golgotha.

Boven op de berg mogen de meest nabije leerlingen even zien wie Jezus ten diepste is. Jezus’ woorden van enkele dagen geleden dat Hij zou moeten lijden hadden hen verward. Zou de man van wie zij zoveel hielden en van wie zij hoopten dat Hij goede toekomst zou brengen aan het volk, zou die zich laten doden? Hadden ze zich dan in hem vergist? Maar boven op de berg wordt de sluier van hun twijfel even weggetrokken. Ze mogen Jezus zien, doorstraald van de heerlijkheid van God. Zien, soms even. Net als Abraham moeten ze daarna, met hun beperkte geloofszicht, weer van de berg omlaag, het gewone leven in.

Ook aan ons vraagt Jezus soms om alles even los te laten en de berg op te gaan. Om er geheel alleen bij God te zijn. En net als de geliefde leerlingen moeten ook wij vervolgens weer afdalen om het ontvangen geheim en de liefde van God door te geven in het leven van alledag. In dat leven zullen we ook ons kruis te dragen krijgen. Mogen we dat blijmoedig kunnen doen, in navolging van Christus.

PLK