26 juni 2022 Jezus volgen op weg naar Jeruzalem

13C Jezus volgen op weg naar Jeruzalem, 26 juni 22, TB

1 Koningen, 19, 16b.19-21; Gal. 5, 1.13-18; Lucas 9, 51-62

 

Als christenen worden wij geroepen Jezus na te volgen. Wat houdt dat in? De lezingen van vandaag geven daarop een antwoord.

In de eerste lezing ontmoeten we de boer Elisa. Het is geen gewone boer, want hij is met twaalf koppels ossen bezig zijn land te ploegen. Ik geef het je te doen: 24 ossen en dan de voor van de ploeg recht zien te houden. Kennelijk is er wat anders bedoeld. Het getal twaalf heeft te maken met het heil van de twaalf stammen van Israel.

De profeet Elia komt langs en werpt Elisa zijn mantel toe, een uitnodiging om hem als profeet in Israel op te volgen. Elisa stemt toe, hij laat zijn ossen in de steek en gaat Elia achterna. Wel wil hij eerst nog afscheid nemen van zijn vader en moeder. Elia laat hem hierin vrij; een roeping moet echt in vrijheid gevolgd kunnen worden.

Elisa slacht dan zijn twaalfde koppel, bereidt het vlees op het hout van de jukken en geeft het werkvolk te eten. Hij verbrandt letterlijk alles wat achter hem ligt en volgt Elia.

En dan het evangelie. “Toen de dagen van zijn verheffing hun vervulling naderden, zo lezen we, aanvaarde Jezus vastberaden de reis naar Jeruzalem.” Letterlijk staat er: “Jezus verhardde zijn gelaat om op te trekken naar Jeruzalem”. Hij weet dat zijn weg ook lijden zal inhouden, maar loopt er niet voor weg. Onderweg door Samaria, waar ze het niet zo ophebben met reizigers naar Jeruzalem, krijgen de apostelen nog even een lesje in zachtmoedigheid. Geen vuur uit de hemel afroepen, maar eenvoudig verdragen dat ze afgewezen worden.

Vervolgens schetst Lucas ons wat het betekent geroepen te zijn op de weg van Jezus. Het is geen triomftocht, het vergt een radicale keuze. Jezus volgen is meegaan op de weg van verwerping, van lijden en kruis, maar ook op de weg van de verrijzenis.

Iemand biedt zichzelf aan en zegt tegen Jezus: “Ik wil u volgen, waar u ook naar toe gaat”. Jezus wijst hem echter nuchter op de harde werkelijkheid: De vossen hebben holen, de vogels een warm nest, maar Jezus en zijn leerlingen zijn nooit thuis, ze zijn altijd onderweg. Volgeling zijn betekent dat je een stuk los zult moeten staan tegenover deze wereld. Je zult steeds daar moeten zijn waar de liefde en de dienst aan de mensen je roept.

Een tweede man wordt door Jezus zelf aangesproken: “Kom en volg mij”. De man lijkt graag te willen, maar de roeping komt op een ongelegen moment. “Heer, sta me toe eerst mijn vader te gaan begraven”. Het antwoord van Jezus klinkt hard: “Laat de doden hun doden begraven”. Jezus wil zeggen: Jij bent geroepen tot de dienst van het leven. Je kunt niet ‘eerst’ kiezen voor iets anders en pas dan voor het Rijk Gods. Je moet geen doden begraven, maar doden tot leven wekken.

Weer een ander zegt: “Ik wil u volgen, Heer, maar sta mij toe eerst thuis afscheid te nemen”. Jezus valt opnieuw over het ‘ja, maar’. Hij wil niet horen van eerst dit of dat. Wie tot de dienst voor het koninkrijk geroepen wordt, heeft geen tijd meer om naar het voorbije leven om te zien. Net als de ploegende boer moet hij zijn aandacht volledig gericht houden op wat vóór hem ligt. Evenals Elisa maakt hij brandhout van de jukken der ossen en maakt hij zich helemaal vrij voor Gods werk.

Het klinkt haast onmogelijk wat Jezus van ons vraagt. Alles wat ons bindt aan ‘de wereld’, aan onze eigen ik, achterlaten en hem consequent navolgen op zijn weg naar Jeruzalem. Dat betekent: leven voor de ander, jezelf weggeven, ook als dat pijn doet. Maar ook de vreugde van Pasen. Wie kan daarvoor kiezen?

Het veronderstelt allereerst dat je deze weg van Jezus herkent als de echte bestemming van je leven. Veel mensen worstelen met de lauwheid en zinloosheid van hun leven. Saaie en grijze dagen rijgen zich aaneen, de pit en voldoening ontbreken. De weg van Jezus zou je leven een doel kunnen geven dat de moeite waard is, ook al heb je geen steen om je hoofd op te laten rusten.

Maar om werkelijk het kruis van je leven op je te nemen en te leven voor de ander, is er nog iets meer nodig. En wel dat je – op een of andere wijze – de liefdevolle Heer hebt ontmoet en zijn roepende stem verstaan. Sommige dingen in het leven doe je niet op eigen kracht. Alleen wie kan leven vanuit het liefdesmysterie van het leven, is tot buitengewone inzet in staat.

“Laat de doden hun doden begraven; u moet het koninkrijk van God gaan verkondigen”. Jezus vraagt van degene die Hem wil volgen een consequente keuze voor zijn weg. Want …“wie de hand aan de ploeg slaat en dan nog eens omkijkt, deugt niet voor het koninkrijk van God”.

De doden achterlaten. We blijven graag vasthouden aan al die mooie oude dingen. Wat dood is moet je kunnen achterlaten. Er is vaak zoveel verleden dat een mens meezeult als een blok aan het been. Als je daarvan niet losraakt, blijf je in dat verleden vastzitten en gaat je levensweg niet verder.

Wat is het fundament van ons leven? Durven wij oude banden die ons beletten echt vrij in het leven te staan los te laten? Durven wij Jezus te volgen, een mens die de weg van het geweld resoluut weigert? Een mens die ons geen status of materiële rijkdom belooft. Hij had immers geen steen om zijn hoofd op te laten rusten. Een mens die ons voorging in de onvoorwaardelijke liefde. Durven wij al onze kaarten te zetten op de vreugde van deze liefde?

PLK