12 juni 2022 Drie-eenheid

Drie-eenheid 12.6.22  TB

Spreuken 8, 22-31; Rom. 5, 1-5; Johannes 16, 12-15

Inleiding

Als je mensen vraagt: wie is God voor jou?, dan valt het vaak stil. Ook mensen die zichzelf als oprechte gelovigen zien, staan bij deze vraag soms met een mond vol tanden. Wie is God voor mij? Kan ik Hem ervaren als Iemand die er voor mij is? In elk geval is Hij meer dan Iets. Op iets kan ik niet vertrouwen, tot iets kan ik mij niet richten in mijn nood. Maar wat voor Iemand? Heel anders dan een mens. God is een mysterie, heeft de kerk ons altijd geleerd. We zullen dat nooit begrijpen. God is één in drie personen, hebben vroege concilies ons geleerd (Nicea, 325). God laat zich kennen onder drie gestalten: Vader, Zoon en Geest. Vandaag overwegen wij dat mysterie. Bidden we eerst om zijn ontferming over ons.

Overweging

Wie is God voor mij? Hoe is Hij aan het werk in mijn leven? Dat is niet altijd even duidelijk. Ons eigen leven is ons vaak een groot mysterie. Wat is er nu toch de bedoeling van? Er is ook zoveel pijn en ellende in de wereld. Bestaat God wel? Waarom laat Hij zoveel leed toe voor ons mensen?

Steeds minder mensen in Nederland noemen zich gelovig, lazen we pas. Ruim de helft ziet zichzelf als atheïst of agnost. Het aantal kerkgangers daalt gestaag. Het voortbestaan van geloofsgemeenschappen wordt bedreigd. Ook onder katholieken geloven weinigen nog in een persoonlijke God. Geen wonder dat ook het bidden steeds minder voorkomt.

Er is sprake van een crisis in het godsbeeld. Voor heel veel mensen is God niet meer een persoonlijk Iemand. Iemand die jou gewild heeft vanaf het begin, Iemand die jou liefheeft als zijn zoon of dochter, Iemand aan wie je jezelf durft toevertrouwen als het moeilijk wordt. God is voor velen vervaagd, een abstract Iets geworden. Er moet wel Iets zijn tussen hemel en aarde, maar wat je daar verder mee moet..? We weten het niet meer. De omgeving werkt ook al niet mee. Gelovigen worden in onze samenleving steeds meer gezien als mensen die wat achterlopen.

Hoe stellen we ons God voor? De kerk biedt ons vandaag een handvat in drie gestalten, drie Namen. We mogen God zien als een barmhartige Vader, die ons het leven schenkt en in wiens ogen wij kostbaar zijn. We ontmoeten God ook in zijn Zoon, die mens werd zoals wij; die voor ons een weg in het leven is, een weg in vrede met elkaar, een weg van gerechtigheid voor allen. En we mogen leven in de Geest van God, de geest ook van Jezus; die ons oproept liefde te geven en te ontvangen.

Drie namen van God die ons dragen. In die namen zijn we gedoopt, de Naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest. In die namen mogen we ons geborgen weten. Die namen spreken we uit bij het begin van elke viering en ook telkens wanneer we het kruisteken maken.

Drie namen. God blijft een mysterie. Zo ook de Wijsheid van God, waarover we hoorden in de eerste lezing. We moeten maar niet proberen het mysterie op te lossen. Een probleem kan worden opgelost, een mysterie niet, daar is het te diep voor – er is geen bodem. We moeten de twijfel in ons leven durven toelaten. Geloof en twijfel zijn als een tweeling, ze horen bij elkaar, zegt de Tsjechische priester Tomas Halik  in “De nacht van de biechtvader”.

Het is de kunst om niet te blijven steken in het denken over God. We moeten weer de moed vinden om te spreken tot God. Om te bidden. Bidden als de weg om God te ontmoeten. Bidden als je hart en je verstand openen voor de geheimvolle aanwezigheid in ons bestaan. Bidden als een weg om het mysterie binnen te gaan. Bidden doe je niet tot Iets, maar tot Iemand. Om God te ontmoeten. Niet zoals ik denk dat God is, maar zoals God persoonlijk naar mij toekomt (T. Buitendijk).

Waar moeten we Hem zoeken? Niet ver weg, als een Iets hoog boven ons. God leeft niet ergens achter onze werkelijkheid, in de hemel ver weg, maar Hij manifesteert zich in onze ervaring, Hij omgeeft heel ons leven. “God komt tot ons als een mogelijkheid, een uitdaging, niet als een plompverloren bovennatuurlijk feit” (Halik). Of in de woorden van Titus Brandsma: “Wij moeten Hem niet zoeken op pleinen of in straten, maar in het meest innerlijke van ons wezen, opdat wij Hem daar zien met ons verstand, liefhebben met onze wil, vasthouden met al onze vermogens, opdat Hij in ons leeft, steeds meer”.

Niemand heeft God ooit gezien, zegt Johannes. Alles wat we over God zeggen ontlenen we aan de geschapen wereld. Geen enkel beeld wat we gebruiken is een echt beeld van Hem. Daarom mogen we slechts in grote bescheidenheid over God spreken. Toch geloven wij als christenen, op gezag van dezelfde Johannes, dat God in Jezus Christus enigszins zichtbaar is geworden. De Vader en Ik zijn één, zegt Jezus. Wie Hem ziet, ziet de Vader. En wie Jezus ziet, ziet ook de mens zoals hij door God bedoeld is. De mens die zichzelf weggeeft ten dienste van de ander. Want God is liefde.

We mogen ja zeggen tegen een God die met mensen begaan is. Als wij echt mensen van God zijn zullen we niet oordelen maar barmhartig zijn, niet ons eigen belang najagen maar delen, niet het recht van de sterkste laten gelden maar pal staan voor de zwakken, niet cynisme verspreiden maar hoop. Mogen wij geïnspireerd blijven worden door Gods heilige Geest, de Geest der waarheid, en nieuwe wegen vinden om het woord van God in deze wereld op een geloofwaardige wijze uit te dragen. Amen

PLK