9 januari 2022, Doop van de Heer
Doop van de Heer, 9.1.22 TB
Jesaja, 42, 1-4.6-7; Lucas 3, 15-16.21-22
Vandaag sluiten we de kersttijd af met het verhaal van de doop van de Heer. Hiermee begint het openbaar leven van Jezus. De doop door Johannes in de Jordaan zit vol van symboliek. Allereerst al de plaats waar het gebeurt, de Jordaan. Op deze plek trok het Joodse volk ooit het beloofde land binnen. Nadat ze door God waren bevrijd uit het angstland Egypte en veertig jaar hadden gezworven door de woestijn, werden ze nu als het ware ondergedompeld in het water van de Jordaan, om aan de andere kant als echt bevrijde mensen het land in bezit te nemen.
Zo ook het doopsel van Johannes. Hij roept de mensen op zich te bevrijden van alles wat niet goed was en zich om te keren. Het water van de doop spoelt alles schoon en maakt een nieuw begin mogelijk. Het was een bijzondere tijd, vol verwachting, zo hoorden we. De mensen verlangden sterk naar betere tijden. Het gonsde van de geruchten over de komst van de Messias, een charismatische gestalte die redding zou brengen. Men vroeg zich af of Johannes deze Messias zou zijn.
Misschien was ook Jezus wel onder de indruk van Johannes. Hij bevond zich onder zijn gehoor en liet zich, zoals vele anderen, dopen. Maar dan begint het verhaal pas echt. Voor Jezus gebeurt er in en rondom deze doop iets bijzonders. In gebed heeft Hij een zeer intieme godservaring waarin hem zijn ware identiteit duidelijk wordt. De hemel ging voor hem open en Hij werd vervuld van Gods Geest. En Hij hoorde een stem die hem zei: jij bent mijn veelgeliefde Zoon.
Stel je toch eens voor dat je zelf zoiets in je leven mag meemaken. Dat je ooit mag horen: “jij bent mijn geliefd kind, zoon of dochter, ik houd veel van jou. En ik heb in dit leven een bijzonder plan met jou”. Je zou het nooit meer vergeten, het zou je leven voorgoed bepalen. Dat is wat hier met Jezus gebeurt. Het is een diepe ervaring waarin Hij zijn ware identiteit vindt. Hoe ziet die identiteit er uit?
Daarover horen we iets in de eerste lezing, van Jesaja. Daar is sprake van een trouwe dienaar, die namens God genezend rondgaat. Hij breekt het geknakte riet niet en dooft niet de kwijnende vlaspit. De kleine, kwetsbare mensen zijn bij hem veilig. Hij biedt hen een sprankje hoop op betere tijden.
Het ontvangen van de heilige Geest betekent, las ik ergens (“De mens en zijn engel” van Daniël van Egmond), dat Jezus tot engel gemaakt werd. Jij bent mijn veelgeliefde Zoon, zei de stem. Een zoon van God zijn, de grote engel van God zijn. En daarmee bemiddelaar worden tussen en hemel en aarde. Wat hier gebeurt met Jezus is ten diepste de roeping van iedere mens: kind van God worden, verbinding tussen hemel en aarde, ladder waarlangs anderen kunnen opstijgen en dalen.
Wie is God? Wat is uw naam, vroeg Mozes? En de stem uit de brandende braamstruik zei: Ik zal er zijn, voor jou. Zo is God voor ons: Hij die er zal zijn, ook als het moeilijk wordt. En zo mogen wij er zijn voor elkaar. Vooral in de zwakke mens, het geknakte riet en de kwijnende vlaspit, kunnen we Jezus ontmoeten. In de vluchteling die onderdak zoekt, in de eenzame en zieke, in de wanhopige en bedroefde.
Er is een interessant verschil tussen Johannes de Doper en Jezus. Waar Johannes vooral een oordelende, strenge en straffende God verkondigde, zag Jezus eerder een barmhartige God. En Hij herkende zichzelf in die trouwe dienaar van de Heer. Door zijn manier van leven werd Hij door de mensen gezien als de Zoon van God. Ze werden door hem aangeraakt en velen voelden zich geroepen om zich bij hem aan te sluiten.
Ook wij staan in die traditie. Wij zijn gedoopt in zijn Naam. Ons is toegezegd dat wij ons geliefde kinderen van God mogen weten. Dat het onze opdracht is in toenemende mate een levende verbinding te vormen tussen hemel en aarde. Om voor elkaar zo goed als God te zijn. Johannes beloofde: Hij zal jullie dopen met de heilige Geest en met vuur. Ervaren we dat nog wel eens? Zijn we nog wel eens enthousiast over ons geloof? Paus Franciscus roept ons op (EG) om de vreugde van ons geloof wat actiever uit te dragen, in woorden en daden.
Ik zal er zijn voor jou. God vraagt of wij er ook voor anderen willen zijn, dat wij hen recht doen. Jesaja ziet zo’n mens opstaan: vol geestkracht, geen geweldenaar, maar een steun voor de kleine, soms verdrukte mens die door anderen niet gezien wordt. En God vindt vreugde in deze mens. Moge ook wij ons laten inspireren door deze woorden. Amen.
PLK