1 augustus 2021, Deken Bakker 51 jaar priester
18B Deken Bakker 51 jaar priester, 1 augustus 2021
Exodus 16, 2-4.12-15; Ef. 4, 17.20-24; Johannes 6, 24-35
Wat een vreugde om deken Ambro Bakker vandaag als celebrant in ons midden te hebben. 51 jaar priester. Het jubileum kon vorig jaar niet op gepaste wijze gevierd worden en ook vandaag gebeurt dat op bescheiden wijze. Toch willen we de gelegenheid aangrijpen voor enkele woorden van dank. Want Ambro is voor velen in onze parochie en in ons bisdom van bijzondere betekenis geweest. Daarop zal later in dit jaar door anderen uitgebreider worden ingegaan. Op dit moment wil ik even stilstaan bij de vraag wat priester zijn in deze voor de kerk zo moeilijke periode betekent.
In een overweging die Ambro vorig jaar in de Augustinuskerk hield stelde hij dat je niet 50 jaar priester bent maar priester wordt. Nog steeds op weg als voorganger in het geloof. Geloven, op weg gaan naar een onbekende bestemming. Met een sterk vermoeden dat het leven meer in huis heeft. Dat er ergens een stad of een land is waar het leven beter is.
Zo verging het ook de joden waarover we vandaag hoorden in de eerste lezing. Ze hadden zich laten overhalen om weg te vluchten uit een land waar ze onderdrukt werden en als slaven behandeld. Ze droomden van een nieuwe vrijheid en van een land van melk en honing. Maar zo snel en gemakkelijk ging dat niet. Ze belandden voor lange tijd in de woestijn, waar veel ontberingen op hen wachtten. Zo moet het ook voor veel priesters en andere gelovigen geweest zijn de afgelopen jaren. De kerk liep leeg. Seminaries werden gesloten. Veel priesters verlieten teleurgesteld het ambt. Anderen durfden te blijven vertrouwen dat de kerk toch weer nieuwe toekomst heeft. Ambro was een van hen.
Het verhaal van Israël staat misschien wel model voor ieder groot doel in het leven. Mensen koesteren bepaalde idealen of verlangens, maar onderweg zijn er allerlei tegenvallers. Het kan zo ver gaan dat er zelfs dorst en honger dreigt. En dan gaan we twijfelen. Voor priesterstudenten in de jaren zestig kon de kerk soms voelen als een zinkend schip. Ligt hier nu mijn toekomst?
Het boek Exodus leert ons dat dit alles bij het leven hoort. In de woestijn wordt een mens gelouterd en beproefd. Hij moet leren dat hij niet alles in eigen handen heeft. Dat geldt zeker ook voor een priester in deze jaren. Hij moet leren vertrouwen op het leven zelf, op de voorzienigheid van God. Als alles verloren lijkt, vallen er kwartels uit de hemel en vindt men iets eetbaars na het optrekken van de ochtenddouw. ‘Wat is dat’, vraagt men aan Mozes. ‘Manna’ in het Hebreeuws. Een soort brood uit de hemel. Het volk en zijn voorgangers moeten leren elke dag te leven vanuit Gods hand. Bij Jezus heet dat: geloven.
Dat brood staat symbool voor het echte leven. Jezus maakt ons duidelijk dat een mens niet leeft van brood alleen, maar van alles wat komt uit de mond van God. Jezus zelf staat voor dat woord van God. Hij is zelf dat levend brood uit de hemel.
51 jaar priester worden. 51 jaar lang gelovige worden en tastend op weg gaan als voorganger. Telkens opnieuw het brood, het Woord ontvangen en doorgeven. Als wij hier samenkomen en de eucharistie vieren, ontvangen wij van de priester dat levende brood, het lichaam van Christus.
Maar het kan niet blijven bij ontvangen. De bedoeling is dat we zelf ook iets inbrengen en doorgeven. De priester gaat ons daarin voor. Wanneer wij zelf geen gewoon brood rondbrengen aan de mensen, kan Jezus het hemels brood niet geven. Dat stukje brood staat symbool voor al onze gaven en talenten die wij te bieden hebben. Wij brengen brood aan en leggen het op de tafel. Maar wat uitgedeeld wordt is het lichaam van Christus. Augustinus zei al: ontvang wat je zelf wordt: het lichaam van Christus. We moeten ervoor zorgen dat er niets verloren gaat en dat niemand iets tekort komt. Wanneer je alleen maar komt halen en niets rondbrengt, ga je hier even arm weg als je gekomen bent.
Elke gemeenschap heeft voorgangers nodig die het geloven in woord en daad uitdragen. Toen Jezus door veel volgelingen verlaten werd, vroeg Hij aan de twaalf: Willen jullie soms ook weggaan? Simon Petrus gaf als antwoord: Naar wie zouden we moeten gaan, Heer? U spreekt woorden van eeuwig leven (Joh. 6, 68). In de tijd dat velen de kerk verlieten, is Ambro gebleven. We zijn jou, Ambro, erkentelijk en dankbaar voor het vele dat je voor ons allen hebt betekend al die jaren.
PLK