20 juni 2021, Angst - vertrouwen

12 B Angst – vertrouwen, 20 juni 2021

Job 38, 1.8-11; 2 Kor. 5, 14-17; Mc. 4, 35-41

 

“Laten we naar de overkant gaan”, zei Jezus.
De overkant van het meer, dat is het land van het onbekende.
En de tocht is niet zonder gevaar. Het kan spoken op het water.

Als je het leven ten volle wilt beleven,
kan je soms worden uitgedaagd om over te steken,
een nieuwe levensfase binnen te treden.
Op zoek naar nieuwe horizonten, maar met onbekende gevaren onderweg.
Er is van alles dat ons tegenhoudt.
Wat bekend is is vertrouwd, het onbekende kan ons angst inboezemen.
Het is dan verleidelijk maar te blijven hangen in ons oude leventje,
ook al beseffen we al jaren dat het ons niet helemaal bevredigt.
We kunnen ons zelfs slaaf voelen van onze situatie.

Want we moeten zo veel.
Als kind al moesten we zorgen voor goede rapporten,
om ouders en onderwijzers te vriend te houden.
In het werk moeten we voldoen aan allerlei eisen
om een goede beoordeling te krijgen.
Ook in onze relaties doen we concessies omwille van de lieve vrede.
En als we eenmaal oud zijn geworden
moeten we ons als een ‘goede patiënt’ gedragen
om het verplegend personeel welwillend te stemmen.

Zo passen we ons aan aan wat we de ‘werkelijkheid’ noemen.
Want we worden geregeerd door faalangst,
door de angst om onze baan te verliezen,
door de angst om geen liefde en respect te krijgen,
door de angst voor ziekte en pijn,
door de angst voor eenzaamheid.
En intussen begraven we onze liefste verlangens,
we durven niet meer te dromen,
we zijn slaven van onze angsten.

Eens leefden de Israëlieten als slaven in Egypte,
zo luidt een oud verhaal.
Door hongersnood gedreven hadden ze hun land verlaten.
Nu hadden ze wel te eten, maar dat was dan ook alles.
Heel hun vrijheid, al hun dromen over hoe het echte leven geleefd zou kunnen worden, hadden ze moeten begraven.
Tot Mozes hen uit Egypte leidde, op weg naar een land van melk en honing.
Maar de tocht was lang en onzeker, vol van gevaren.
En de Israëlieten klaagden tegen Mozes:
“Had ons toch bij de vleespotten in Egypte gelaten.
Daar hadden we het toch goed”.

Op weg gaan naar een onbekende overkant.
Soms worden we door omstandigheden gedwongen op weg te gaan,
soms worden we verleid door ons eigen hart
dat ons influistert dat onze weg nog verder gaat.
Een mens kan dan besluiten een nieuwe weg in te slaan,
een nieuwe studie te beginnen, een oude droom alsnog te volgen.

Maar het kan stormen onderweg
en op wie of wat kan je dan vertrouwen?
Net als Jezus voor de apostelen
lijkt God dan vaak in een diepe slaap verzonken.
“Kan het u dan niets schelen dat wij dreigen te verdrinken?”
Dat moet ook Job ervaren hebben die we in de eerste lezing tegenkwamen.
Alle ellende die een mens zich kan voorstellen viel over hem heen.
Zie dan nog maar vertrouwen te hebben.
En aan zijn vrienden had hij ook al niet veel.
Die zeiden: “Het zal wel je eigen schuld zijn.
Je zult die straffen wel verdiend hebben”.
Wie of wat kan ons nog redden, als we in zo’n situatie terecht komen?

Misschien herkent u zich wel in dit verhaal
en wanhoopt u al jaren over de zin van het leven.
Dan zou u misschien net als Job met God in discussie willen gaan.
“Waaraan heb ik dit allemaal te danken?
Ik heb altijd geprobeerd als een goed mens te leven.
En kijk eens wat een ellende ik moet doormaken”.
En net als Job krijgt u dan waarschijnlijk geen duidelijk antwoord.
En toch… Misschien kunnen de verhalen van vandaag
u toch weer een vonkje hoop bieden.
Juist toen Job aan het eind van zijn krachten leek, brak een nieuw inzicht door.
De Heer sprak tot hem in storm en wind, zegt de eerste lezing.
En Job realiseerde zich dat God veel groter is dan wij ons kunnen indenken.
Hij schiep orde uit de chaos en bedwong de woeste golven.
Zou hij dan ook niet een halt kunnen toeroepen aan de angstige golven in mijn hart?
Aan deze grote, mysterieuze God durfde Job zich uiteindelijk toe te vertrouwen.

Psalm 107, die wij zojuist gebeden hebben,
verwijst naar dezelfde ervaring in Israël.
Het leven gaat vaak gepaard met gierende storm en hoge golven
die ons kunnen verlammen van ontzetting.
Maar, zegt de psalmist, “toen riepen zij tot de Heer in hun nood en Hij bevrijdde hen uit hun ellende.
Hij deed de storm tot een briesje bedaren en bracht de golven tot rust”.

Toen Mozes de Israëlieten uit Egypte gevoerd had, dreigden ze verpletterd te worden tussen de hen achtervolgende Egyptenaren en de zee die voor hen lag. Ze konden geen kant uit.
Maar op bevel van God hief Mozes zijn staf en de wateren weken
en de Israëlieten bereikten veilig de overkant.

Net als over Mozes wordt over Jezus verhaald dat Hij met een gebaar de stormen tot zwijgen bracht.
En alsof het allemaal vanzelfsprekend is,
verwijt Hij de apostelen gebrek aan geloof.
“Jullie zouden me nu toch intussen beter moeten kennen”.

 

Hoe is het met ons geloof?
Lijken wij een beetje op de apostel Thomas,
van wie we enkele weken geleden hoorden:
“Alleen als ik mijn vingers kan leggen in zijn kruiswonden, zal ik geloven”. Willen wij ook steeds bewijzen zien?
Of durven we uiteindelijk de onzekere sprong te maken?
Durven we de tocht naar een onbekende overkant te beginnen,
vertrouwend op Gods steun onderweg?
De apostelen vroeger elkaar:
“Wie is Hij toch, dat zelfs wind en water Hem gehoorzamen?”
Thomas zou later uitroepen: “Mijn Heer en mijn God”.
Hij kwam daarmee dicht in de buurt van de overgave van Job.

Misschien is dat wel de houding waartoe een mens moet komen
om het echte leven te vinden en uiteindelijk in vrede afscheid te kunnen nemen en het leven terug te geven in Gods handen.
Zolang we leven is er altijd een onbekende overkant,
maar we mogen erop vertrouwen dat de Heer ons in de ergste stormen nabij is.
Want Hij blijft zijn Naam getrouw: “Ik zal er zijn, voor jou”.
Mogen we het zo kunnen beleven. Amen.

PLK