18 april 2021, 3e zondag van Pasen

Derde zondag van Pasen, 18 april 2021 in TB (LS)

Handelingen 3, 13-15.17-19; 1 Joh. 2, 1-5a; Lucas 24, 35-48

We hoorden zojuist een van de paasverhalen van de evangelist Lucas. Lucas kent drie paasverhalen.

Allereerst het verhaal van de vrouwen bij het graf.

Vervolgens het verhaal van de Emmaüsgangers.

En tenslotte het verhaal van de ontmoeting van Jezus met zijn leerlingen, dat we vandaag lazen.

Wat wil Lucas daarin aan ons doorgeven?

Welke geloofsgetuigenis staat in zijn verhalen centraal?

Misschien moeten we ons eerst eens proberen in te leven in de situatie van de leerlingen, zo kort na Jezus’ dood aan het kruis.

Enkele jaren hadden ze met Hem mogen optrekken.

Ze hadden Hem leren kennen als een wel heel bijzonder mens.

Ze waren enthousiast geraakt en hadden hun hart gegeven aan Hem en aan zijn wijze van in het leven staan.

Alles hadden ze achter zich gelaten om Hem te volgen.

Maar nu waren zij bang geworden. Ze hielden zich schuil.

Alles leek verloren, zijn missie mislukt, ze wisten zich geen raad met hoe het verder moest.

Terug naar het oude leven?

Waren Jezus’ idealen dan toch een grote illusie?

Was het een illusie dat je zou kunnen leven voor anderen?

Was het een illusie dat een mens een ander werkelijk kan zien en bevrijden?

Nee, zegt Lucas, dat is geen illusie! Jezus is niet dood.

Je mag er op vertrouwen dat zijn verhaal doorgaat, overal waar mensen elkaar werkelijk zien, samen het brood delen en zich in Jezus geest inzetten voor elkaar.

Maar hoe zijn de leerlingen tot dat geloof gekomen?

Wat allereerst opvalt in het verhaal dat Lucas ons vandaag vertelt, is dat het geloof in de levende Heer slechts geleidelijk en tastenderwijs tot stand gekomen is.

Jezus komt binnen met “Vrede zij jullie”.

Nu zou je toch verwachten dat zij de Heer herkennen en vol blijdschap begroeten, zeker nadat ze net het verhaal van de Emmaüsgangers gehoord hebben.

Maar niks hoor, in hun schrik denken ze een geest te zien.

Ze kunnen niet geloven dat het werkelijk is.

Jezus komt hen dan, net als in het verhaal van Thomas dat we vorige week hoorden, tegemoet en nodigt hen uit Hem aan te raken en te zien naar zijn verwondingen in handen en voeten.

Ja, Hij is echt de gekruisigde, moeten de leerlingen erkennen.

Even later laat Lucas Jezus zelfs een stuk vis opeten, om maar duidelijk te maken: Jezus’ aanwezigheid onder ons is een realiteit waaraan we ons mogen vasthouden.

Niet in de zin dat hij uit de dood was teruggekeerd om op dezelfde wijze zijn leven voort te zetten.

Maar wel dat Hij leeft, aan de andere kant van de dood, bij God en onder ons.

Lucas laat in vele details zien dat het ging om een reële aanwezigheid die alle vrees en twijfel bij de leerlingen wegnam en die hen vervulde met een grote vreugde.

De eerste christenen hebben mogen ervaren hoe de levende Heer reëel werkzaam was onder hen.

Maar de herkenning was er niet meteen.

Net als voor ons gold voor de eerste christenen: alleen door de ogen van het geloof kan je het werkelijk zien.

Pas als zij de Schriften leren verstaan krijgen ze zicht op wie Jezus is. Zo leerden ze van Jesaja over de Messias als de lijdende dienaar, die de schuld van anderen op zich zou nemen.

Soms herkenden ze Jezus in een gebaar, bijvoorbeeld bij het gezamenlijk breken van het brood.

Soms werd zijn gestalte zichtbaar in een liefdevolle stem, die je bij je naam noemde.

Denk maar aan Maria Magdalena, die de tuinman dacht te ontmoeten, tot ze twee maal hoorde: Maria, Maria.

Maar is er dan helemaal geen sprake van twijfel, zoals wij dat zo dikwijls kennen?

Toch wel, in de meeste paasverhalen horen we over duisternis en ongeloof.

Denk maar aan de ontmoeting van Jezus met Thomas.

Ook voor de eerste leerlingen was Gods aanwezigheid geen uitgemaakte zaak.

Ook zij zagen soms maar even.

Ook zij moesten eerst leren dat Jezus hen tegemoet kon komen in ieder ander mens.

Als we dat beseffen, dan kan God ook in ons leven soms rakelings nabij komen in de persoon van een vreemdeling.

Mensen kunnen voor elkaar zo goed als God zijn.

Overal waar mensen elkaar werkelijk zien, optillen, ruimte geven, bevrijden uit verdrukking.

Overal waar mensen, tegen alle twijfel en wanhoop in, blijven geloven in vriendschap en hopen op een betere wereld.

Overal waar mensen opkomen voor rechtvaardigheid en vrede.

De leerlingen werden uitgezonden om aan de wereld een boodschap van bekering en vergeving van zonden te brengen.

Waar wij oprecht naar elkaar omzien en in staat zijn elkaar te vergeven, ontstaat een nieuwe wereld.

Een wereld waarin God geen verre vreemde geest is, maar waarin de verrezen Heer tastbaar aanwezig is.

Zo wordt zijn verrijzenis ook in onze tijd zichtbaar.

Wanneer  wij straks het heilig brood met elkaar delen en elkaar de vrede van Christus wensen, worden ook wij opnieuw opgeroepen om het verhaal van Jezus in ons leven verder te dragen.

Moge het zo gaan. Amen.    

PLK