14 maart 2021, 4e zondag van de veertigdagentijd

Veertigdagentijd 4B, Zondag “Laetare”, 14.3.2021

2 Kronieken 36, 14-16. 19-23; Ef. 2, 4-10; Johannes 3, 14-21

 

We worden vandaag geconfronteerd met een wat moeilijk stukje evangelie. De taal is typerend voor de theologie van de evangelist Johannes. In sterke penseelstreken schetst hij ons wie Jezus in zijn ogen was: licht in duisternis, redder voor wie verloren dreigt te gaan, toegang tot eeuwig leven voor wie op Hem durft te vertrouwen. Maar kunnen wij deze woorden nog verstaan?

De meesten van ons zullen zich wel eens afvragen: ben ik wel goed genoeg? Mag ik er wel zijn? Pijnlijke ervaringen in het verleden kunnen deze vragen hebben opgeroepen. We oordelen altijd zo snel over elkaar. En dan is het soms moeilijk te blijven geloven dat je er echt mag zijn, met je eigen aard en eigenschappen, je kwaliteiten en je beperkingen. Voor sommigen kan het zelfs een obsessie worden. Ze betwijfelen of ze ooit liefde in het leven zullen ontvangen, of voelen zich jarenlang schuldig over bepaalde fouten die ze in het verleden hebben begaan. Is er echt liefde en vergeving mogelijk in dit leven, bij God en bij de mensen?

Ja, zegt Johannes, dat is mogelijk. Want hoe groot ons falen vaak ook is, God heeft de wereld zozeer lief gehad dat Hij zijn eniggeboren Zoon heeft gegeven, opdat al wie in Hem gelooft niet verloren zal gaan, maar eeuwig leven zal hebben. Er staat dus niet: al wie goed heeft geleefd zal eeuwig leven hebben. Het is niet helemaal afhankelijk van onze prestaties, we hoeven het niet op eigen kracht te bereiken. Voor God is het genoeg dat wij ons durven toevertrouwen aan Christus. Die wetenschap kan ons bevrijden van alle stress en faalangst. We zijn al geliefd en gered. We hoeven niet bang te zijn voor ons eigen lot, we kunnen ons als bevrijde mensen richten op het geluk voor elkaar.

Maar gaat het dan helemaal niet om ons handelen in deze wereld? Natuurlijk wel. Ook bij Johannes is sprake van daden van het licht en daden van de duisternis. Het gaat Johannes om de volgorde. Wie alles op eigen kracht wil realiseren in dit leven, loopt een grote kans om te blijven steken in de duisternis. Maar wie zijn vertrouwen durft te stellen in Christus, wie in het leven durft te staan zoals Hij, zal in zijn leven licht, vrede, liefde ervaren. En vanuit die ervaring van liefde, van er volledig mogen zijn als deze mens, vloeien de goede daden haast als vanzelf voort. Een gedacht die we ook bij Paulus, Augustinus en Thomas van Aquino tegenkomen.

Jezus is als het licht in deze wereld gekomen, licht dat ons kan bevrijden uit al onze benauwenis, angsten en negatieve zelfbeelden. Natuurlijk, we zijn geen heiligen, we zijn geschapen als mensen. Maar als we ons naar het licht wenden en elkaar niet veroordelen is er echt menselijk leven mogelijk. Dat is de vreugdevolle boodschap op weg naar Pasen.

Hoe stelt Johannes zich die bevrijding voor? Hij gebruikt hiervoor een beeld: we moeten opzien naar het kruis van Jezus. Goede Vrijdag en Pasen horen bij elkaar. Johannes vergelijkt het gelovig opzien naar het kruis met een verhaal uit het boek Numeri. Het Joodse volk werd op zijn tocht door de woestijn getroffen door een slangenplaag. Men ziet hierin een straf van God voor de eigen zonden. Dan zegt God tegen Mozes: “Maak zo’n slang van brons en zet die op een paal. Wanneer de mensen daarnaar opzien, zullen ze niet sterven”. Misschien mogen we dat zo interpreteren: wie opkeek naar de slang leerde vertrouwen op Gods belofte. En zo is het ook met ons. Als wij opzien naar de gekruisigde Christus, gebeurt hetzelfde als toen in de woestijn. Wij worden gered door het teken van het kruis. We mogen voluit leven, vanuit een God die liefde is.

Ook als kerkelijke gemeenschap mogen we opzien naar het kruis. De kerk maakt momenteel een moeilijke fase door. Zij heeft het niet gemakkelijk in deze samenleving, waarin de aanwezigheid van God steeds minder ervaren wordt. Velen hebben de afgelopen jaren de kerk verlaten en hebben deze stap soms als een bevrijding ervaren. De verhalen over misbruik binnen de kerk kwamen daar nog eens overheen. Dan vereist het een bewuste keuze om te blijven en het stokje van ons geloof, hoe dan ook, door te geven aan een volgende generatie.  Misschien moeten we ons juist nu realiseren dat het leven er ook voor de eerste leerlingen niet altijd zo rooskleurig uitzag. Ze hoopten dat Jezus voor hen een Messias zou zijn die het leven door middel van allerlei wonderen zou opvrolijken en hen in dat nieuwe rijk, waarover Hij sprak,  een eervolle plaats zou geven. Maar Jezus liet zich niet bewonderen en tot koning uitroepen. Integendeel, Hij kondigde aan dat Hij zou moeten lijden en riep zijn leerlingen op Hem de volgen door ook hun kruis op te nemen. Want alleen in het teken van dat kruis zouden zij gered worden. En dat geldt nog steeds, ook voor ons. Zonder Goede Vrijdag wordt het geen Pasen. Het kruis hoort bij het echte leven.

En dan mogen we er, net als het volk Israel in de eerste lezing, ook als kerk op vertrouwen dat er na een moeilijke periode van teruggang en van ballingschap, ook weer meer vreugdevolle dagen zullen aanbreken. Een tijd waarin de kern van de blijde boodschap opnieuw herkend en begroet zal worden. Een tijd waarin mensen zich weer bevrijd zullen weten en opgeroepen tot echt menselijk leven.

Zondag Laetare, we zijn vandaag halfweg. Zijn we klaar om het licht van Pasen te ontvangen? Of zijn we onszelf eigenlijk wel genoeg en leven we in de praktijk liever zonder God? Of voelen we ons zelfs ten diepste ten dode opgeschreven en betwijfelen we of er wel redding mogelijk is?

Met Pasen zette God zijn Zoon in het licht. Als wij ons er voor openstellen worden ook wij door God in het licht gezet. Hij noemt ons zijn zeer geliefde kinderen. Waarom toch die twijfel of we wel goed genoeg zijn? God accepteert ons zoals we zijn. Mogen we op weg naar Pasen opnieuw opstaan en een licht worden voor elkaar. Amen.

PLK