28 februari 2021, 2e zondag veertigdagentijd
Tweede zondag van de veertigdagentijd, 28.2.21, TB
Gen. 22, 1-2.9a.10-13.15-18; Rom. 8, 31b-34; Marcus 9, 2-10
Elke generatie worstelt opnieuw met het godsbeeld. Wie is God, wat wil Hij van mij? Zo ook Abraham. Na lang wachten was hij vader geworden van Isaak, en nu zou God van hem vragen dat hij zijn zoon offert op de berg? Wat is dat voor een God? Maar kinderoffers waren niet ongebruikelijk in die dagen. De eerstgeborene wordt soms geofferd. Abraham denkt dat God het zo wil. In zijn beklimming van de berg komt het in zijn gedachten tot een soort confrontatie met God. En daar komt Abraham tot de ervaring dat God juist niet de dood van zijn zoon wil. Dat zijn God een God van levenden is, niet van doden.
Maar dit is niet het hele verhaal. Er is ook sprake van beproeving, van gehoorzaamheid, van vertrouwen. Abraham moet zijn vertrouwde eigen zelf loslaten en een nieuwe, onzekere toekomst tegemoet gaan. Want de berg Moria is de berg ‘waar God zal voorzien’. Dat thema komt terug in het leven van Jezus, want het verhaal van Abraham en Isaak wordt wel gezien als een voorafbeelding van het leven van Jezus.
Ook Jezus moet in de periode die vooraf ging aan zijn openbaar leven gezocht hebben naar het gezicht van God. Hij heeft hem leren kennen als een liefdevolle vader. Dat horen we tijdens het moment van de doop in de Jordaan. Dan komt er een stem uit de hemel: “Dit is mijn zoon, mijn veelgeliefde. Luistert naar hem”. Jezus vindt zijn ware identiteit. Hij ziet het als zijn levensbestemming de wil van de vader met zijn leven te volgen. En dat is de weg van de zichzelf opofferende liefde.
Deze identiteit en bestemming worden bevestigd op de berg Tabor. Jezus heeft zich hier teruggetrokken met zijn meest nabije volgelingen. Opnieuw hier die stem uit de hemel. “Dit is mijn zoon, mijn veelgeliefde. Luistert naar hem”. Als iemand hem wil volgen, dan moet hij zichzelf prijsgeven. Want wie zijn leven verliest die zal het winnen.
De leerlingen verkeren even in een roes. Hier lijkt alles goed en mooi. Alle twijfel is verdwenen. Maar geloven en zien duren soms maar even. Het rijk der hemelen is er nog niet en ze moeten terug naar het dal. Daar, tussen de mensen, moet Gods visioen worden waargemaakt.
Jezus begreep waarheen zijn weg zou leiden: naar het kruis. De leerlingen hadden nog niet begrepen dat het bereiken van de Tabor loopt via Getsemane en Golgotha. Er is geen verheerlijking zonder lijden. De weg naar Pasen loopt via Goede Vrijdag. En ook Jezus kende angst en twijfel. “Vader, als het mogelijk is, laat deze kelk dan aan Mij voorbij gaan. Echter, niet mijn wil, maar Uw wil geschiede”. En op het kruis: “Mijn God, waarom hebt U mij verlaten”. Maar uiteindelijk is Jezus trouw aan wat Hij ziet als de wil van de Vader, ook al betekent dat zijn eigen dood.
We raken hier aan een mysterie dat we maar moeilijk kunnen verstaan. Hoe werkt Gods liefde? “Hij heeft zelfs zijn eigen Zoon niet gespaard, maar voor ons allen overgeleverd”, zegt Paulus in zijn Romeinenbrief. Jezus zag zichzelf als de lijdende dienaar, waarover Jesaja spreekt. De lijdende dienaar neemt de schuld van anderen op zich om daarmee hen te bevrijden en het volle leven terug te geven.
Isaak wordt op het nippertje gered van de dood. Jezus ondergaat de dood maar wordt door God opgewekt uit de dood. Hiermee bevestigt de hemel opnieuw alles waar Jezus voor stond: je leven geven voor de ander. Ook in onze tijd zijn er tal van mensen die hun leven, in het klein of in het groot, inzetten voor anderen. Denk aan pater Kolbe, moeder Teresa, pater Frans van de Lugt of Titus Brandsma. Maar ook aan al die mensen die in alle bescheidenheid en verborgen voor de wereld elke dag anderen bijstaan om het leven een beetje draaglijk te houden. God wil geen mensenoffers, God wil het leven van iedere mens. Hiertoe heeft Hij mensen nodig die, net als Abraham en Jezus zeggen: hier ben ik om Uw wil te doen, soms tot op Golgotha toe. Dat vraagt een groot godsvertrouwen.
Ook aan ons vraagt Jezus soms om alles even los te laten en de berg op te gaan. Om er geheel alleen bij God te zijn. En net als de geliefde leerlingen moeten ook wij vervolgens weer afdalen om het ontvangen geheim en de liefde van God door te geven in het leven van alledag. In dat leven zullen we ook ons kruis te dragen krijgen. Mogen we dat blijmoedig kunnen doen, in navolging van Christus en op weg naar Pasen.
PLK