24 januari 2021, je roeping volgen

3B Je roeping volgen, 24.1.21

 

Jona 3, 1-5.10; 1 Kor. 7, 29-31; Marcus 1, 14-20

Vandaag horen we twee verhalen over mensen die geroepen worden, geroepen om tegen de stroom in te gaan, geroepen om een radicaal tegengeluid te laten horen. Aan de hand van die verhalen wil ik een moment met u nadenken over de vraag: wat betekent het voor ons om als christen te zijn geroepen om de wereld te veranderen?

We beginnen met Jona. We hoorden slechts de tweede helft van het verhaal. U weet nog wel wat er aan vooraf gaat. Jona heeft niet zoveel zin om slecht nieuws te gaan brengen in die godvergeten stad Ninive. Hij probeert te ontsnappen aan de opdracht van God. Hij stapt op een boot, vlucht weg van de Heer, maar lijdt schipbreuk. Overboord gezet wordt hij opgeslokt door een grote vis, die hem verderop uitbraakt vlakbij, jawel, Ninive. Jona begrijpt dat er aan zijn roeping geen ontsnappen mogelijk is en gaat op weg om de bewoners van Ninive aan te klagen. Hij voorspelt haar spoedige ondergang. Maar wat Jona niet verwacht, gebeurt: de mensen van Ninive hechten geloof aan zijn boodschap. Ze bekeren zich van hun slechte gedrag en doen boete. En God krijgt spijt, staat er, van zijn voornemen Ninive te doen ondergaan en voert zijn bedreiging niet uit, tot ontzetting van Jona die er niets van begrijpt.

Het boek Jona confronteert ons met de vlucht van een mens voor zijn roeping en voor zichzelf. De vraag is: kan een mens aan zijn bestemming ontsnappen? De neiging van Jona om te vluchten komt ons vast bekend voor. Er zijn altijd tal van bezwaren om een moeilijke taak op te pakken. Maar later op zijn weg krijgt Jona een nieuwe kans en volgt hij alsnog zijn roeping.

Ook in het evangelie worden mensen geroepen. Jezus roept zijn eerste leerlingen, de vissers Simon en Andreas,  en vervolgens Jakobus en Johannes, om Hem te volgen op zijn weg. En, zo staat er, meteen lieten ze de netten achter en volgden Hem. Waarin moesten ze Hem volgen? Allereerst om met Jezus de komst van het koninkrijk van God bekend te maken en mensen op te roepen zich om te keren en geloof te hechten aan het goede nieuws, dat God zich om ons bekommert, dat wij kostbaar zijn in zijn ogen.

 Vervolgens om te delen in het verlossend handelen dat daarbij hoort: mensen genezen, weer op hun benen zetten, zonden vergeven. Want dat wordt bedoeld met: Ik zal jullie tot vissers van mensen maken. Het betekent niet zoveel mogelijk zieltjes winnen. Je moet eerder denken aan: mensen die dreigen te verdrinken in hun ziekte en wanhoop naar boven halen. Zorgen voor mensen die het moeilijk hebben. Daartoe worden de leerlingen en ook wij door ons doopsel geroepen. Of het nu gaat om mantelzorg, om hulp bij voedselbanken of schuldhulpverlening, om bezoeken van zieken en eenzamen, of – in deze dagen – om telefonisch contact of een kaartje.

Beseffen wij wat deze roeping betekent? En durven we daarin nog te geloven? We klagen soms dat we met nog maar zo weinigen over zijn. De kerken lopen leeg. Dan is het boeiend ons te herinneren dat voor Jezus slechts 12 apostelen genoeg waren om de wereld te veranderen! Maar dat vraagt wel durf. We staan allen voor de keus of we in deze wereld apart durven zijn, of we bereid zijn tegen de stroom in te roeien, een tegengeluid te laten horen. Of laten we ons liever meedeinen op de stroom van de huidige tijdgeest. Alleen dode vis laat zich met de stroom meevoeren, hoorde ik pas.

Zijn we ons wel voldoende bewust van de kracht van de heilige Geest in ons leven? In de periode van 40 dagen tussen Pasen en Hemelvaart werden de leerlingen soms verrast door een plotselinge aanwezigheid van de verrezen Heer. Zo lezen we in het twintigste hoofdstuk van Johannes (20: 19 vv) dat Jezus plotseling in hun midden stond. Hij zei: “Ik wens jullie vrede. Zoals de Vader mij heeft gezonden zo zend ik jullie. Ontvang de heilige Geest. Als jullie iemands zonden vergeven, dan zijn ze vergeven”. Is dat niet geweldig?

Durven wij te geloven dat dit ook geldt voor ons, gedoopte christenen? Onderschatten wij niet de kracht van de Geest die wij mochten ontvangen? Als we werkelijk durven vertrouwen op de kracht van Jezus’ Geest die in ons werkzaam is, mogen we tegen onze medemens zeggen: Sta op, heb geloof dat God al je fouten en tekorten vergeeft, zoals wij ook anderen vergeven. Voel je geroepen te leven vanuit de Geest, wees uniek, zoals Jezus uniek was. Voel de kracht van de heilige Geest die door jou heen werkt!

Soms lijkt het wel alsof wij als verdeelde christenen de boodschap van Jezus slechts verzwakt doorgeven. We moeten weer gaan geloven in zijn kracht, door ons heen. Wij mogen ons zijn vertegenwoordigers weten, in deze tijd, op deze plaats. Via de apostelen kregen ook wij een speciaal gezag om te genezen en te vergeven. Laten we er dus op uit trekken, zegt paus Franciscus. Draag het goede nieuws uit met vreugde en enthousiasme!

Durven wij, net als de apostelen uit onze bootjes te stappen en, geleid door de Geest, nieuwe onbekende wegen te gaan? Jezus roept ons op ons om te keren en ons in te zetten voor een nieuwe wereld, het koninkrijk van God, in grote beschikbaarheid en dienstbaarheid. Vluchten we voor die roeping of durven we zeggen: ja, hier ben ik?                      

PLK