11 oktober 2020 Uitgenodigd aan de maaltijd
28A Uitgenodigd aan de maaltijd (TB, 11.10.20)
Jesaja 25, 6-10a; Mat. 22, 1-14
Meedoen in het Rijk Gods, de wereld zoals God die bedoeld heeft, wordt door Jezus aangeduid via verschillende beelden. Zo hoorden we twee weken terug over een eigenaar van een wijngaard, die zijn zonen uitnodigde daar te gaan werken. De een zei ja, maar deed het niet. De ander weigerde, maar deed het uiteindelijk toch. Hij gaf gevolg aan de wil van zijn vader.
Vandaag lijken we een heel ander verhaal te horen, maar het onderliggende thema loopt parallel. Ditmaal een uitnodiging voor een bruiloftsfeest. Sommigen weigeren, anderen gaan er op in. In beide verhalen gaat het om de vraag of we ja willen zeggen op de roep om deel te nemen aan dat goddelijk leven op aarde. Dat leven dat hier wordt voorgesteld als een enorm bruiloftsfeest van de zoon van de koning.
Het leven als een feest? Het klinkt haast als een droom. Als je de krant leest, zou je zeggen: vergeet het maar. En ook in ons persoonlijk leven is het niet altijd feest. Toch zegt het evangelie ons: Dit is wel wat God wil voor ons mensen, dat we het leven kunnen vieren in vreugde, ondanks alles. Maar het vraagt van ons dat we van harte ja zeggen op de uitnodiging.
In de gelijkenis horen we dat velen weigeren. Ze hebben het te druk met hun eigen zaken. Ze zijn zichzelf genoeg. De uitnodiging van de koning wordt niet hoog aangeslagen. Sommigen voelen zich zelfs geïrriteerd of bedreigd door de dienaren en doden hen. Mensen houden niet van profeten die hen oproepen tot andere wegen. Ook Jezus werd uiteindelijk gedood. Hoe is dat met ons? Speelt God met zijn uitnodiging nog een rol in ons leven of leven we eigenlijk alsof God niet bestaat?
Veel mensen in het westen hebben tegenwoordig het idee dat het geloof achterhaald is en dat ze God niet meer nodig hebben. Maar ook in Jezus’ tijd gold al: velen zijn geroepen, maar weinigen voelen zich uitverkoren. Jezus, de bruidegom, zei niet voor niets: ik ben gekomen om zondaars te roepen, niet degenen die zichzelf genoeg zijn en rechtvaardig achten. Om aan de oproep gehoor te geven, moet men zichzelf eerst herkennen als een mens met fouten en gebreken. Een mens die vergeving nodig heeft. Het bruiloftsmaal kan men zien als een feest van de barmhartigheid (Seidel). Maar je moet er wel aan willen deelnemen.
Voor dit maal zijn allen uitgenodigd, ook en vooral de verschoppelingen en randfiguren van deze wereld. Goeden en slechten, zo staat er. God volgt zo zijn eigen logica. Hij beloont ons niet op grond van onze prestaties, zoals wij dat gewend zijn. Hij roept ons, zoals wij zijn. Wel wordt er aan ieder van ons gevraagd met een passend bruiloftskleed te komen. Dat wordt natuurlijk niet letterlijk bedoeld; de gasten kwamen immers rechtstreeks van pleinen en straten. Nee, het gaat meer om de innerlijke gesteldheid. Hebben wij ons hart afgestemd op de vriendschap met de Koning? Willen wij leven op de manier van God? Willen wij ons door God laten optillen uit de oppervlakkigheid en lauwheid van ons dagelijks leven? Verlangen we naar de vreugde van het evangelie? Paus Franciscus zegt dat christenen er te vaak uitzien als weinig verloste mensen. Herkennen we dat?
Aan ons wordt vandaag de vraag gesteld of wij ja zeggen op de uitnodiging, zoals de bruid. En misschien voelen we ons wel geroepen om zelf als dienaar van Christus andere genodigden bijeen te brengen. Dan moeten we ons goed realiseren dat allen geroepen zijn, ook zwervers en vluchtelingen, vreemdelingen en allochtonen. Want God kan zijn volk niet in de steek laten. Een liefdevolle God bekommert zich om al zijn schepsels. En als ook de slechten worden geroepen, is er ook nog hoop voor ons.
Wie vandaag ons zich heen kijkt, komt al snel tot de conclusie dat lang niet iedereen op deze uitnodiging zit te wachten. Mensen hebben het druk met zichzelf, ze zien anderen vaak niet staan. Dat gold ook voor de religieuze leiders aan wie Jezus deze gelijkenis voorhield. Jezus verweet hun dat ze de godsdienst hadden opgesloten in een streng systeem van geboden en verboden. Wie zich daaraan niet hield, hoorde er niet bij.
Maar Jezus vertelt hen dat ze door al die dubieuze figuren en armoezaaiers worden gepasseerd bij de toegang tot het Rijk van God, het bruiloftsfeest. Want het is een feest van barmhartigheid en gerechtigheid, van liefde en solidariteit. En de feestzaal zit vol met gasten die in de ogen van de aanvankelijk genodigden weinig of niets voorstellen: armen van geest, barmhartigen, nederigen, mensen die bezorgd zijn om het lot van een ander, vredezoekers, mensen die kunnen vergeven. Het zijn de mensen die door Jezus in de zogeheten Bergrede zalig genoemd worden, omdat ze zich niet onnodig groot maken en open staan voor de wereld zoals God die bedoeld heeft.
Hoe bereiden wij ons voor op dat grote bruiloftsmaal?
PLK