27 september 2020, de wil van de Vader

26A De wil van de Vader, 27.9.2020, TB

 

Ezechiël 18, 25-28; Matteüs 21, 28-32

In het evangelie van vandaag wordt ons een spiegel voorgehouden. In welke zoon herkennen wij ons het meest? En: welke houding is nodig voor het Rijk Gods?

De gelezen passage vormt een onderdeel van een uitgebreider twistgesprek tussen Jezus en een groep hogepriesters en oudsten van het volk. Jezus kritiseert de tempelautoriteiten op hun houding. Dat doet Hij middels verschillende gelijkenissen, waarover we ook de komende weken zullen horen. Vandaag gaat het over twee zonen, die van hun vader de opdracht krijgen te gaan werken in zijn wijngaard. De een zegt ja, maar doet het niet. De ander weigert, maar bedenkt zich en gaat uiteindelijk toch. En de vraag aan de hogepriesters en oudsten luidt: wie van de twee heeft de wil van zijn vader gedaan?

Dezen kunnen moeilijk anders antwoorden dan: de laatste. En daarmee graven ze indirect hun eigen graf. Want in zijn toelichting laat Jezus scherp zien waarin hun houding te kort schiet. Ze weten het zo goed, ze kunnen het allemaal zo duidelijk vertellen. Aan welke regels je je moet houden, welke voorschriften je moet nakomen om erbij te mogen horen. Maar volgens Jezus zijn ze daarin volledig doorgeschoten. Hij beschuldigt de leiders van de tempel ervan dat ze hoge lasten opleggen aan de mensen, waar ze zichzelf niet aan houden. Ze geven leiding aan een godsdienstig systeem dat sterk naar binnen gericht is, opgesloten in zichzelf. En wie een andere weg gaat, wordt buitengesloten. Dat geldt al helemaal voor evidente zondaren als tollenaars en ontuchtige vrouwen.

En juist van deze laatste groepen zegt Jezus: deze gaan eerder dan jullie het Rijk Gods binnen. Want zij hebben geluisterd naar de roep tot inkeer van Johannes de Doper. Meer dan de hogepriesters en oudsten stonden zij wel open voor deze oproep tot bekering. Waar de tempelleiders zichzelf genoeg waren, waren het juist de mensen aan de rand van de samenleving, die zich bewust waren van hun fouten en tekorten, en zich openden voor Gods barmhartigheid.

Deze gelijkenis moet voor de tempelleiders een enorme belediging geweest zijn. Het is dan ook niet vreemd dat we verderop in dit hoofdstuk (Mat. 21, 45) lezen dat zij een weg zochten om Jezus uit de weg te ruimen. Juist wij volgen de rechte weg, moeten zij gedacht hebben. Wij weten hoe het zit. Maar Jezus confronteert hen met hun ritualistisch en dogmatisch geloof, en met hun gebrek aan daden als het aankomt op het doen van gerechtigheid.

Wie doet de wil van de Vader? Welke houding is er nodig voor ons die zeggen te willen werken in de wijngaard van de Heer? Geloven met het hoofd en met de lippen is volgens Jezus niet genoeg. Het gaat vooral om geloven met het hart en met onze handen en voeten. We moeten luisteren, open staan, de ander zien. Niemand buitensluiten, maar juist uitgaan naar de randen van de samenleving, zoals paus Franciscus zegt.

U en ik, zoals we hier zitten, kunnen al gauw in de verleiding komen om te denken: wij zijn goed, we hebben de waarheid op zak, we volgen Gods rechte wegen. En we klagen over de samenleving die zich van God heeft afgekeerd. Maar laten we niet te snel oordelen. Het gaat uiteindelijk om het doen van gerechtigheid, elkaar werkelijk zien en recht doen. En dan doen vele jongeren, die niet meer in de kerk komen, het misschien nog niet zo slecht en staan ze in hun levenswandel soms heel dicht bij het evangelie.

We sluiten vandaag de vredesweek af. We lezen dagelijks over de vele brandhaarden in de wereld. Talloze mensen worden bedreigd en zijn op de vlucht. Gerechtigheid is vaak ver te zoeken. En wij voelen ons machteloos als we dit horen en zien. Wat kunnen wij doen?

Misschien moeten we beginnen dicht bij huis. Luisteren naar de stem van Johannes de Doper die ons oproept ons om te keren. Hebben wij de juiste houding om te werken in de wijngaard van de Heer? Waar werken wij aan gerechtigheid in onze eigen omgeving? Laten wij mensen om ons heen tot hun recht komen?

De houding van de tweede zoon, die op zijn stappen terugkeert, doet ons denken aan een ander verhaal, dat van de verloren zoon en de barmhartige vader. We zien een vader die een berouwvolle zoon met open armen ontvangt. Ook wij mogen elke dag opnieuw beginnen. In de wijngaard van de Heer werken niet alleen heiligen. En als u er al een kunt vinden, gaat het vast om een vroegere zondaar, die tot bekering kwam.

In de realiteit van ons leven zullen we ons soms in de eerste, en soms in de tweede zoon herkennen. Laten we ons vasthouden aan het beeld van de liefdevolle en barmhartige God, die ons elke dag oproept zijn liefde te ervaren en door te geven aan anderen. Wij zijn niet onszelf genoeg, maar leven van zijn genade. Amen.

PLK