Diaconie en Schuldhulpverlening
Inleiding voor de bijeenkomst van de DKPA en de kerkbesturen op 26 februari 2013 in de St. Urbanus pastorie te Bovenkerk
Thema Schuldhulpverlening
Wanneer wij het woord ‘schuld’ horen denken we meestal direct aan iets wat niet gemogen had: - het is niet mijn schuld; - ik was mijn handen in onschuld;
- ik ben onschuldig want ik heb niets gedaan.
Misschien had je juist welk iets moeten doen.
Verzuim is, denk ik, een van ergste vormen van schuld.
Gelukkig zijn er ook mensen die durven zeggen: - het is mijn eigen schuld.
Vroeger baden we in de schuldbelijdenis aan het begin van de mis zelfs: door mijn schuld, door mijn schuld, door mijn allergrootste schuld.
Schuld is een morele categorie; schuld is verbonden met zonde, misstappen, onbezonnenheden, menselijk falen. Maar daarmee ook met vergeving, herstel, en nieuwe kansen.
Die zweem van: “het is niet goed “, hangt ook over de andere betekenis van schuld.
Schuld als de onmogelijkheid de ander te geven waar hij recht op heeft.
Dan blijf je in gebreke. Door het uitblijven van de vereiste betaling lijdt de ander schade. Die mag dan iets meer vragen dan het oorspronkelijke. Op die manier ontstaat er ‘rente”.
Van daar uit is er een omgekeerde beweging ontstaan: ik mààk schulden, betààl rente, maar probeer met het geleende elders meer te verdienen. Winst is het bedrag dat ik over houd na schuld + rente betaald te hebben. Die omgekeerde beweging heet economie: staathuishoudkunde. Dit vinden we een loffelijke handelwijze.
Maar ditzelfde loffelijke economische systeem kan ook leiden tot verlies.
En dat verlies zie je dan heel vaak optreden in de gewone huishoudkunde van de particulieren en gezinnen. Door mee te doen met de lofwaardige economie:
bv. kopen op afbetaling, kopen vanwege het vooruitzicht op meer in komen, te veel aan goederen en diensten kopen.
De uitdagende uitnodiging om met de economie mee te doen op basis van consumentenvertrouwen heet reclame. Reclame is een van de meest subtiele verleiders. Om de grote economie gezond te houden, moeten de kleine economieën bijdragen. Minder inkomen, minder makkelijk ondersteuning, minder onderlinge solidariteit. Iedereen moet bezuinigen op de paar enkelingen na die bonus krijgen uitgekeerd.
De grote economie die mensen uitdaagt mee te doen, is vaak de oorzaak van verlies, en dus van schuld, van particulieren en gezinnen.
Daar hangt een zweem om heen van: “het is niet goed “, “die mensen kennen hun eigen verantwoordelijkheid niet”, “ dan hadden ze maar niet ….”
“ Hebzucht is de wortel”, van alle kwaad citeren vrome moralisten uit de Bijbel.
Wel moreel, maar niet moralistisch zegt Paulus ons: “weest elkaar niets dan onderlinge liefde schuldig”. Liefde, zegt Paulus, gaat uit boven de gerechtigheid van” ik geef “en “ jij geeft terug”. Er zijn andere wegen: schikking, kwijtschelding.
Jezus heeft een schitterde parabel verteld over “schuld”.
Een dienaar is zijn Heer een onmogelijk groot bedrag schuldig.
De dienaar smeekt om genade en de Heer schenkt hem zijn schulden kwijt.
Van zijn lasten verlicht gaat de dienaar naar buiten en komt een collega tegen die hem een klein bedrag schuldig is, een dag arbeidersloon.
Hij eist dat bedrag ten volle op en dreigt met alle mogelijke sancties.
Hun mededienaren zien dit oncollegiale gedrag en gaan de Heer dat vertellen.
Alle afgeroepen sancties past de Heer nu toe op de eisende dienaar die net van zijn onmogelijk grote schuld ontslagen was.
Reden: ik heb jouw barmhartigheid bewezen, dan had jij ook voor jouw collega dienaar barmhartig moeten zijn. Barmhartigheid is de manier waarop mensen die jegens elkaar schulden hebben kunnen omgaan. Wees elkaar niets dan onderlinge barmhartigheid schuldig, want jullie allemaal leven vanuit mijn barmhartigheid, zegt God.
De mededienaren spelen een onbeduidende rol in de confrontatie van de Heer en de met schuld belaste dienaar die wij allen zijn. Voordat wij iets hadden, hebben we alles ontvangen. Dat we zelf ontvangers zijn, mogen we nooit vergeten ook al vergeten we dat het liefst. We staat te weinig stil bij de zin: Ik heb er recht op ! Of bij de vraag : Heb ik er wel recht op? Die mededienaren schieten te hulp.
Ze ontkennen niet dat er sprake is van schuld tussen de twee dienaren, maar zoeken een oplossing. Die oplossing ligt bij God: barmhartigheid, schikking, kwijtschelding, verzoening en vergeving zijn woorden die Hij ons aan reikt.
De eerste schuldhulpverleners dus komen voor in de Bijbel. God zelf is de eerste schuldhulpverlener, want we staan bij Hem allemaal in het krijt. Voordat wij aan betaling denken, heeft hij ons al vergeven.