10 mei 2020, 5e zondag van Pasen

5e zondag van Pasen, 10 mei 2020, “Ruimte voor velen” (tevens Moederdag)

Handelingen 6, 1-7; 1 Petrus 2, 4-9; Johannes 14, 1-12

In de week dat Mark Rutte met een aantal versoepelingen komt om Nederland weer wat ruimte te geven, horen we Jezus zeggen dat er in het huis van zijn Vader ruimte is voor velen. De tekst van dit evangelie komt u waarschijnlijk bekend voor uit de uitvaartliturgie. Jezus maakt voor ons een plaats gereed in het huis van zijn Vader. Er zijn vele kamers. Dat kan een grote troost zijn wanneer we afscheid moeten nemen van een geliefde. Dat overkomt velen in deze dagen.

Toch gaat het Johannes niet alleen om het hiernamaals, maar ook om het hier en nu van zijn tijd. Wat is de situatie? Johannes schrijft zijn evangelie vermoedelijk rond het jaar 90 na de geboorte van Christus. In zijn gemeente heerst kennelijk de nodige ongerustheid. Men wordt van verschillende kanten bedreigd en de beloofde terugkomst van Jezus lijkt intussen ver uit zicht.

Johannes tracht in de passage die we net gehoord hebben deze onrust weg te nemen en het vertrouwen te herstellen. Hoe doet hij dat? Door Jezus zelf, sprekend in de zgn. afscheidsrede, aan het woord te laten. Jezus, die zijn hele leven bezield was door de geest van God; die volkomen gericht was op het doen van de wil van zijn Vader, met wie Hij in eenheid leek te leven; die blindelings vertrouwde op zijn voorzienigheid.

Hij, Jezus, zegt via Johannes tot de angstige gemeente van toen, en tot ons, nu: Wees niet ongerust, maar vertrouw op mij, zoals ik altijd op mijn Vader vertrouwde, die ook jullie Vader is. Want ik ben (reeds nu) bij jullie terug zoals ik beloofd had. Er zijn voor jullie vele kamers gereed. Er is ruimte om te ademen, ruimte voor pluriformiteit, ook in de kerk, in je geloofsbeleving. Misschien komt er ook ruimte in onze tijd van de coronacrisis.

Wij worden er soms wat moedeloos van. Hoe moet het nu verder? We herkennen ons in de uitspraken van de leerlingen: “Heer we weten niet waar u naar toe gaat”, zegt Thomas. “Heer, toon ons de Vader”, zegt Filippus. Ook wij vragen ons wel eens af hoe we ons God en zijn plannen met ons moeten voorstellen. Ook voor ons is de weg naar het huis van de Vader soms een groot raadsel. We hebben zorgen over onze toekomstige samenleving.

Maar Jezus zegt: Ik ben de weg. Als je God wilt vinden, volg mij dan op mijn weg. Op die weg vind je de ruimte die je nodig hebt. Want ik ben één met de Vader. En wees maar niet bang dat ik jullie verweesd achter laat. Nee, ik kom terug en zal jullie een plaats bereiden. En ik zal met je zijn tot het eind der tijden. Ook in onze tijd.

Ruimte om te leven, biedt Jezus ons. Maar het is geen vrijblijvende weg, het is de weg van de dienstbaarheid, vergevingsgezindheid en onderlinge liefde. “Zoals ik jullie heb voorgedaan”. Denk maar terug aan het moment van de voetwassing, bij het laatste avondmaal.

En hij bemoedigt ons: zoek en je zult vinden. Klop en er zal worden open gedaan. Maar dan moeten we het wel zoeken bij hem. Want hij zegt: Ik ben de weg, de waarheid en het leven. Ik ben de goede herder, de deur waardoor de schapen binnenkomen. Via hem komen we tot het echte leven en tot de Vader. Alleen via hem leren we ‘zien’ met het hart. Via hem leren we leven met een goddelijke bezieling die recht doet en liefheeft. Want de levende Heer neemt ons mee naar waar Hij is.

De evangelist Johannes is er diep van overtuigd dat Jezus’ lijden en dood niet het einde zijn. Hij tekent Jezus als overwinnaar. Jezus heeft niet geaarzeld om de wil van zijn Vader te volbrengen. Johannes spreekt over verheerlijking. Hij gaf zijn leven uit vrije wil en hij zal terugkeren naar zijn volgelingen. Als de levende Heer zal Jezus wonen in en te midden van zijn leerlingen.

Als we Jezus’ weg volgen kunnen we God ontmoeten in elkaar. Wanneer een naaste op mijn pad komt en een beroep op mij doet. De geloofsweg met Jezus is vooral ook een weg van doen, de handen uit de mouwen steken, zorg voor elkaar, soms met gevaar voor eigen leven. Dat horen we ook in de eerste lezing uit de Handelingen der Apostelen. Daar worden de eerste zeven diakens van de kerk aangesteld, om te garanderen dat naast de verkondiging van het woord ook de praktische zorg voor hulpbehoevenden voortgang kan vinden.

In het huis van mijn Vader is ruimte voor velen. Door de menswording van zijn zoon stelt de Vader zijn huis open voor heel het mensdom. Niet alleen in het hiernamaals, maar ook al op aarde. Het kan haast geen toeval zijn dat deze tekst juist vandaag klinkt, op Moederdag. Ook in de liefde van een moeder voor haar kind wordt het gelaat van God zichtbaar.

Mogen wij elkaar ook de ruimte gunnen die Jezus ons belooft. Laten we verdraagzaam zijn tegenover elkaar. Het gaat in onze gemeenschap om eenheid, verbondenheid in verscheidenheid. Eén grote ruimte waarin iedereen welkom is.

Nog een laatste gedachte: Johannes zag Jezus als de nieuwe Mozes. Zoals Mozes in de woestijn het woord van God mocht ontvangen, met name in de Tien Geboden, zo zag Johannes ditzelfde woord van God vlees geworden, mens geworden in de persoon van Jezus.

Diezelfde Mozes vroeg ooit, net zoals Filippus, of hij het gelaat van God mocht zien. Maar het boek Exodus maakt duidelijk dat het direct zien of ervaren van God haast niet mogelijk is. “Geen mens kan mijn gelaat zien en in leven blijven”, zegt God tegen Mozes. De enige mogelijkheid is God zien, wanneer Hij is voorbijgegaan, op zijn rug. Met andere woorden: Gods aanwezigheid kun je alleen achteraf zien. Misschien zijn er, als we terugkijken op ons leven tot nu toe, momenten geweest waarvan we achteraf zeggen: ja, toen en toen heb ik zijn aanwezigheid in mijn leven ervaren. Wellicht in contact met mensen die op mijn weg kwamen. Om af te sluiten met Johannes: “Nooit heeft iemand God gezien, maar als wij elkaar liefhebben, woont God in ons” (1 Joh. 4,12).

Moge de geest van Jezus, de heilige Geest om wiens komst wij bidden, ons daarbij begeleiden. Amen.

PLK