29 maart 2020, 5e zondag 40-dagentijd

5e zondag veertigdagentijd jaar A, 29 maart 2020

Ezechiël, 37, 12-14; Johannes, 11, 1-45

Leidraad: wie in Jezus gelooft heeft reeds nu het eeuwig leven.

We zitten midden in de coronacrisis. De kerken zijn gesloten voor zondagse vieringen. En dan horen we vandaag, op afstand, lezingen over leven en dood. Want we zijn toch op weg naar Pasen. Tijdens die laatste zondagen lezen we uit het evangelie van Johannes. Tekenverhalen worden het wel genoemd, verhalen waarin Johannes ons duidelijk wil maken wie Jezus is. Jezus is voor ons levend water voor onze ziel, hoorden we twee weken geleden, in het verhaal van de ontmoeting met de Samaritaanse vrouw. Jezus is voor ons het licht in ons leven, hoorden we vorige week, in het verhaal van de genezing van een blinde. Vandaag zegt Johannes: Jezus is het leven zelf. Als je in Hem gelooft, als je leeft zoals Hij, in verbondenheid met Gods Geest, zul je echt leven, eeuwig leven kennen.

Als het gaat om leven en dood, kunnen we een onderscheid maken tussen het biologisch leven, dat wordt beëindigd door de biologische dood, en het echte leven, het leven als kind van God. Dat is durven leven, zoals Jezus leefde, in vrijheid en volle overgave, je toevertrouwen aan en laten dragen door die barmhartige Vader. Dat is leven uit het besef dat mensen geborgen zijn, dat we kunnen opstaan uit wat het leven dood en duister maakt. Dat is ons door God laten bevrijden van onze angsten, maar ook van onze lauwheid, onze middelmatigheid, ons cynisme en ons wegkijken van de ellende van anderen. Vooral over deze vorm van leven gaan vandaag de lezingen.

In de eerste lezing horen we God via de mond van de profeet Ezechiël zeggen tot de Israëlieten die in ballingschap wonen: Ik ga jullie graven openen en zal je weer brengen naar het land van belofte, daar waar je vaste grond onder de voeten hebt. Ik zal mijn geest over je uitstorten en je zult uit eigen ervaring weten dat Ik de Heer ben. Je zult weer weten dat Ik je zal bevrijden uit alles wat je beknelt in het leven. Je mag leven zonder angst of beknelling, als vrije kinderen.

Over die bevrijding uit de dood spreekt ook Johannes in het evangelie. De kern van het verhaal zit, zoals vaak het geval is, in het midden. Het gaat om het gesprek tussen Jezus en Marta. Als Jezus zegt: Je broer zal verrijzen, reageert Marta met het joodse geloofsantwoord, dat hij zal verrijzen op de laatste dag, de dag van het oordeel. Nee, zegt Jezus dan, dat was. Vanaf nu is het anders: Ik ben de verrijzenis en het leven. Wie in mij gelooft, zal leven ook al is hij gestorven. Geloof je dat, Marta? Waarop Marta antwoordt: Ja, Heer, ik geloof vast dat U de Messias bent, de Zoon van God. – Wie de vorige weken goed heeft opgelet, weet dat dit zinnetje nu al voor de derde keer terugkomt.

Het verhaal over de opwekking van Lazarus beschrijft kennelijk geen medisch-historische werkelijkheid. Het is geen spektakel dat gefilmd zou kunnen worden door het NOS-journaal. Wat Johannes wil getuigen is dat Jezus het Leven zelf is, dat Hij mensen het vermogen geeft allerlei vormen van dood te overstijgen. Het ergste wat een mens kan overkomen, is dat hij al dood is nog vóór hij is gestorven. Voor ieder die dat meemaakt is de dringende vraag: is er voor mij nog leven vóór de dood?

Maar hoe zit het dan met het leven na de dood? Ik las eens (bij Schillebeeckx): alleen wie al tijdens zijn leven ervaren heeft dat zijn naam geschreven staat in de palm van Gods hand , is op het eind in staat is om zijn leven vertrouwensvol terug te geven in de handen van de levende God. Misschien is dat ook wel wat Jezus bedoelt. Hij heeft het op het kruis zelf voorgedaan. In een situatie die menselijkerwijs totaal uitzichtloos was, wist Hij zich over te geven aan God, die Hij had leren kennen als zijn liefdevolle Vader. “In uw handen beveel ik mijn geest”. Als we God tijdens ons leven zo hebben leren kennen, als een liefdevolle Vader die er altijd voor ons is, mogen we er op vertrouwen dat zijn liefde groter is dan de dood en dat Hij ons leven op een of andere wijze zal voltooien.

De opwekking van Lazarus vormt een prelude, een voorspel op wat ons binnenkort in de goede week te wachten staat: het lijden en de verrijzenis van Jezus zelf. We worden uitgenodigd opnieuw na te denken over die vreemde paradox: dat hij die zijn leven weggeeft voor zijn vrienden pas echt zal leven. Wij mogen Jezus navolgen. Die Jezus van toen, die Lazarus opwekte, leeft ook nu in u en mij. Door mee te leven en mee te lijden met anderen, juist ook in deze moeilijke dagen, wek je mensen tot nieuw leven. Wij moeten soms binnengaan in het graf van de ander. Zo zullen wij Jezus zijn voor de Lazarus van vandaag. Samen kunnen we Pasen waar maken in deze dagen.

PLK