15 maart 2020, 3e zondag veertigdagentijd

3e zondag veertigdagentijd jaar A, 15.3.20 TB

Exodus, 17,3-7; Romeinen 5, 1-2.5-8; Johannes 4, 5-42

We zijn op weg naar Pasen. Dat kan je horen in de eerste lezing uit het boek Exodus. Het Joodse volk is bevrijd uit de slavernij van Egypte. Tijdens de paaswake wordt dit verhaal elk jaar opnieuw verteld. Het volk is op wonderbaarlijke wijze getrokken door de Rode Zee – ontsnapt aan zijn vervolgers. Maar voordat de joden het beloofde land kunnen binnentrekken, wachten hen nog 40 jaren van beproeving in de woestijn. Daarin wordt hun vertrouwen op de Heer getest. Vandaag horen we over gebrek aan water. Het volk lijdt dorst, en zie dan je geloof nog maar te bewaren.

Ook wij zijn op zoek naar een beter leven, waarin onze dorst eindelijk echt gelest wordt en wij gelukkig kunnen zijn. Maar ook wij kennen tijden van twijfel, van duisternis. En ook ons vertrouwen wordt elk jaar weer opnieuw beproefd in de veertigdagentijd op weg naar Pasen. Zou het wonder van levend water uit de rots dit jaar ook in ons leven zichtbaar worden? Zouden wij de komende tijd iets kunnen proeven van wat ons hart werkelijk vervult? Iets wat ons leven echt zin en inhoud geeft?

Het evangelie van Johannes vertelt ons over een bijzondere ontmoeting, een ontmoeting van Jezus met een Samaritaanse vrouw. Bij de verhalen van Johannes moeten we altijd goed opletten, want ze bevatten vaak een diepere betekenis. Het verhaal van vandaag bevat twee centrale thema’s. Het eerste luidt: wat is ware eredienst? En het tweede: waar (of in wie) vind ik levend water dat mijn leven kan vervullen?

Het evangelie van vandaag begint al op een bijzondere plaats en op een bijzonder tijdstip van de dag. Jezus is op doorreis van Judea naar Gallilea. Hij reist via Samaria, wat Joden zelden doen want, zo staat er, Joden gaan niet om met Samaritanen. Zij werden beschouwd als niet recht in de leer. Ze werden dus gemeden. Maar niet door Jezus. Sterker nog, Jezus spreekt een Samaritaanse vrouw aan, die op het heetst van de dag water komt putten. Een hoogst ongebruikelijk tijdstip, maar daar zijn redenen voor zoals verderop zal blijken. Jezus vraagt haar wat te drinken. Er ontstaat een gesprek waarin misverstanden een rol spelen. Jezus spreekt over levend water. De vrouw zegt – onbedoeld getuigenis afleggend – “Zijt Ge soms groter dan onze vader Jacob die ons de put gaf?” Zij begint aan te voelen dat het hier om een bijzondere ontmoeting gaat. Er ontspint zich een discussie over de plaats waar God vereerd zou moeten worden. De Joden zeggen in Jeruzalem, in de tempel. De Samaritanen hebben hun eigen heilige berg. Maar Jezus zegt: “Er komt een tijd dat jullie noch op deze berg, noch in Jeruzalem de Vader zullen aanbidden”. Met andere woorden, eredienst is niet aan plaats [of kerk] gebonden. Het is veeleer een zaak van het hart. Want, zegt Jezus, “…wie de Vader echt aanbidt, aanbidt Hem in Geest en waarheid”. Wat houdt dat in? We gaan kijken naar het andere grote thema in het verhaal.

Want het gesprek wordt persoonlijker. De vrouw beseft intussen dat ze met een bijzonder iemand te maken heeft. Deze joodse man blijkt haar zo goed te kennen als zij zich nog nooit gekend heeft geweten. Nog door geen vijf mannen. En ook de zesde kon haar geen geluk schenken. Deze vreemdeling moet wel een profeet zijn, hij lijkt zelfs trekken te hebben van de Messias. Zou Hij de echte bruidegom in haar leven kunnen worden? Zou ze aan Hem haar leven durven toevertrouwen? Ze voelt zich voor het eerst in haar leven werkelijk gezien. Ze laat haar kruik staan en gaat opgewonden terug naar de stad en wordt tot een van de eerste getuigen van Jezus, de Messias, de bron van levend water.

Zij begreep het eerder dan de leerlingen. Die keken alleen naar de uiterlijke situatie en begrepen er niets van. Wat doet Hij toch vreemd, waarom spreekt Hij met die vrouw? Hij moet intussen toch wel honger hebben. Maar net als bij dat verschil tussen gewoon en levend water, zegt Jezus nu: “Ik heb voedsel dat jullie niet kennen. Mijn voedsel is: de wil doen van hem die mij gezonden heeft”.

Echte eredienst, lijkt Johannes te zeggen, is je gekend en geliefd weten op deze aarde. Dat is de vreugde ervaren van levend water, je gevoed weten door echt voedsel. Als je dat mag ervaren, als je mag zijn wie je bent, kan je leven vanuit Geest en waarheid, en kan je – met Jezus – het Onze Vader van harte bidden: Uw wil geschiede in mijn leven. Uw rijk kome, ook door mijn handen, ogen en oren. Je weet je op weg gezet naar elkaar, want ook die ander is een kind van God. Mogen wij, op weg naar Pasen, iets van dat levende water proeven in ons leven en de liefde van Christus doorgeven aan elkaar. Amen.    

PLK