29 juli 2019, Overweging bij uitvaart
Overweging bij uitvaart Els Bannenberg 29 juli 2019
Genesis 32, 23-32; Matteus 5, 1-12
Beste Annelies, Boukje en André, Jaap en Karin. Beste Floyd, Daniël, Jonathan, Sigrid en Jeroen. De tekst die we zojuist hoorden staat wel bekend als de ‘zaligsprekingen’. Jezus prijst en eert hierin mensen die gewoon goed zijn. Mensen die iedereen eigenlijk graag om zich heen wil hebben. Mensen zonder dikke ik. Die niet altijd centraal willen staan. Die niet met de ellebogen werken. Geen schreeuwers, zoals er tegenwoordig zo velen zijn. Maar rustige mensen die bescheiden maar welbewust in het leven staan. Mensen ook die oog en hart hebben voor een ander, vooral als die ander het moeilijk heeft. Geen ruziezoekers, maar juist vrede stichters. Zalig noemt Jezus zulke mensen, mensen zoals ze door God bedoeld zijn. Als we wat meer van zulke mensen zouden hebben, zag de wereld er heel anders uit. Jezus noemt dat het rijk van God.
Annelies, Boukje en Jaap. Toen wij vorige week, samen met Paula, wat herinneringen aan jullie moeder ophaalden kwamen veel van dit soort woorden langs. Ja, Els was een bescheiden vrouw, die altijd klaarstond voor anderen. Ze was gastvrij, dienstbaar naar velen, betrouwbaar in contacten. Zelf aandacht ontvangen vond ze moeilijk. Klagen over fysieke pijn hoorde je haar nooit. Ze was dankbaar over het goede leven met haar Jan, tot nu 13 jaar geleden. Dankbaar ook voor haar kinderen en kleinkinderen. En ze deelde diep de zorgen die er soms ook waren. Annelies schetste een mooi portret van haar moeder.
Maar ze had ook andere kanten hoor, kwam in het gesprek naar voren. Ze kon heel koppig en kritisch zijn. Wilde graag de controle in het leven behouden. Ze las erg veel. Verzamelde ook krantenknipsels voor anderen. Ik ontdekte dat ik niet de enige adressant was. Misschien mag je zeggen: ze was een intelligente vrouw die heel open en vragend in het leven stond. Dat gold zeker ook voor haar geloof. Opgegroeid met een grote veranderingen in de kerk sinds Vaticanum II stond ze soms kritisch tegenover, in haar ogen, verouderde denkbeelden en naïeve interpretaties. Zo maakten we haar ook mee in onze Bijbelgroep. Oprecht zoekend en open voor de wijze waarop anderen hun geloof verwoordden.
Gelukkig hebben we ook nog die eerste lezing, over vader Jacob. Misschien zegt die, op onverwachte wijze, ook wel iets over hoe Els in het leven stond. We hebben al een voorproefje gehad via de korte tekst die bij Els op de ijskast hing, gelezen door Boukje. Wie is God? Hoe stel je je hem voor? Jacob maakte ook zo’n worsteling door. Hij wilde helderheid. Hij vroeg de naam van de onbekende. Want als je iemand wil kennen, moet je zijn naam weten. Was het een engel, was het God zelf? Jacob kreeg geen naam te horen. Wel kreeg hij zelf een nieuwe naam en werd hij gezegend. Hij kwam er niet helemaal ongeschonden uit. Het gevecht met de onbekende bezorgde hem een mankement aan de heup, maar hij werd er sterker en rijker door. Israel zou hij voortaan heten, dat betekent: hij die worstelt met God, zij die vecht om God.
Christenen moeten vragende mensen durven zijn. Toen Els jong was werd ze, net als velen van u, in het geloof opgeleid met de catechismus. De kerk had een antwoord op alle vragen. Na Vaticanum II begreep Els dat antwoorden niet altijd vanzelfsprekend waren. Soms zijn de vragen belangrijker om te groeien. Er is veel onzeker in het leven. Het volk van Israel, het nageslacht van Jacob, zou veertig jaren lang door de woestijn trekken, vanuit de slavernij van Egypte naar het beloofde land. Daar worstelde het zich met veel moeite door allerlei teleurstellingen heen en vond tenslotte zijn ware identiteit. Ook ons christelijk geloof kan de beproevingen van de woestijn niet ontlopen. Maar wij leven van de hoop. Het leven van Jezus geeft ons uitzicht, uitzicht op de barmhartige God van Jacob en Jezus, groot in liefde en trouw. En verder mogen wij allerlei godsbeelden loslaten. Aan die gedachte lijkt Els zich te hebben vastgehouden.
Heel ontroerend in ons voorgesprek vond ik hoe vader Jan herhaaldelijk ter sprake kwam. Wat een lieve vader en echtgenoot moet hij geweest zijn. Maar zijn naam werd ook genoemd bij de keuze van de liederen. Ja, die moet erin, want vader kon die zo heerlijk meegalmen. Het credo moet gezongen worden, uit volle borst, in het latijn. Maar ook: Stil maar, wacht maar, alles wordt nieuw, de hemel en de aarde. En: Als God ons thuisbrengt uit onze ballingschap. Wij bidden, zingen en vertrouwen dat Els deze dagen thuisgekomen is in de liefde van haar Heer.