17 februari19, arm en rijk

Kent u dat TV programma van SBS: Steenrijk, straatarm?

Een beetje hoog sensatiegehalte vind ik persoonlijk, maar de kijker wordt meegenomen naar een week in het leven van zowel een rijk als een wat minder gefortuneerd koppel. De koppels ruilen daarbij huis, haard en budget en u kunt zich voorstellen hoe confronterend dat kan zijn. Het ene stel komt terecht in een ongekend leven van comfort en materiële welvaart, terwijl de andere partij ineens op de kleintjes moet letten en zich allerlei luxe moet ontzeggen.

Ik zei het al, het is niet helemaal mijn soort programma, maar het is vanuit psychologisch perspectief aardig om eens te kijken wat zoiets nou met mensen doet. En wat mij opvalt: de rijke stellen doen het althans voor het programma beter dan de armere mensen. De rijke mensen weten allang dat het maar een week is, en zien het als een sport om na het zorgvuldig gebudgetteerde avondeten uit te rekenen, wat ze nog kunnen besteden.

De armere stellen daarentegen genieten in het begin weliswaar van dit land van melk en honing, genoeg geld, luxe en een huis met allemaal fantastische snufjes, maar het opvallende vind ik dat je de meeste mensen zo halverwege de week heimwee ziet krijgen.

Ze missen hun vertrouwde omgeving, de oude ingezakte sofa die toch lekkerder zit dan die mooie design bank, de buren zijn lang zo leuk niet en na twee keer een film in een verder lege thuisbioscoop is de lol er ook vanaf.

De moraal van het verhaal is natuurlijk dat geld niet gelukkig maakt of in elk geval dat andere dingen je gelukkiger kunnen maken.

 

In het evangelie van deze week spreekt Jezus ook over arm en rijk, in dit evangelie volgens Lucas. Net als bij de evangelisten Marcus en Matteüs doet Jezus hier zijn zaligsprekingen. Niet zoveel als in de bekende Bergrede uit het evangelie van Matteüs, en ook kiest Jezus hier de vlakte om tot de mensen te spreken, in plaats van eerst op een berg te klimmen. Dat is weliswaar dichterbij God maar ook verder weg van de mensen. In dit evangelie is hij juist midden tússen de mensen en hun leven, en spreekt hij zich uit niet alleen over welke mensen hij ziet als zalig, maar ook waar het gaat om de tegenstelling, in feite in een soort aanklacht.

En met deze veldrede staat het verhaal van de zaligsprekingen ook wat dichter bij ons, bij ons leven van alledag, omdat het zo concreet kan worden opgevat.

Maar hoe concreet bedoelt Jezus het nu?

Je kunt toch niet veronderstellen dat hij arm zijn verheerlijkt of ziet als een voorwaarde om Zijn weg te kunnen gaan.

De mensen in die tijd hoopten nu net, dat de weg van de man uit Nazareth hen juist wat meer uit de ellende en armoede zou trekken.

Toch ziet Jezus rijk zijn ook weer niet als een schande; het is maar wat je ermee doet. Delen, ondersteunen; een ander ook wat gunnen. U weet dat vast, wat een belangrijk thema dat voor Jezus is in veel van zijn leringen.

 

Maar de essentie voor een rijker iemand is niet alleen wat je met je geld doet, maar vooral, of je het daarbij láát.

Want als jouw handen te vol zijn met alleen maar dingen, als ze te druk zijn met het vasthouden aan je bezit of zelfs bezig nog meer naar je toe te graaien, waar blijft dan de ruimte voor jouw hand in een andere hand ? Die van de ander die naar je uitreikt, om troost of om warmte te vragen, of om jou wat kracht te geven? Dan zijn jouw handen te vol.

En hoe zit het met die Ander met een hoofdletter A? Laten we Hem staan, met alles wat hij ons wil bieden, of pakken we dat met beide handen aan? De laatste vraag met ja beantwoorden betekent dan vervolgens: lege handen. En dat is wat Jezus bedoelt met zijn vergelijking tussen arm en rijk. Het gaat hem ten diepste toe niet zozeer om geld of geen geld, maar om het overstijgen van materie, op zoek naar je waarde van binnen. De arme heeft al lege handen, hij brengt alleen zichzelf mee en heeft zo een stapje voor op een rijke, die eerst voorbij die materie, de innerlijke armoede moet om de binnenkant te ontdekken en vast te houden. Het gaat er niet om wat je hebt, maar om wie je bent.

 

Lege handen. Ze zijn leeg als we geboren worden en ze zijn leeg als we weer teruggaan naar God. Vandaag staan we bijna aan de vooravond van de Veertig dagen tijd waarin een belangrijk thema is: loslaten, leegmaken. Wat zou het een mooi streven zijn als we eigenlijk voortdurend onze handen leeg durven te maken voor elkaar en voor God.

Hij zal ze onderweg vullen met Zijn liefde en licht, met zijn lichaam en met zijn bloed.

 

Als je op God vertrouwt, overleef je ook een tijd van droogte, zo zegt Jeremia, dan ben je die boom die aan een rivier staat, en wortels heeft tot in het water. Dan leef je echt, je wordt gevoed door water en zon, beschermd door wuivende takken, en ben je daar thuis waar je hoort.

En dat werkelijke thuis is altijd bij God, waar we mogen zijn wie we ten diepste toe zijn.

 

Er zijn natuurlijk weleens periodes in ons leven waarop wij het spoor wat bijster zijn. Dan is het moeilijk nog altijd dat vertrouwen te voelen, en voelen we ons iets of wat ontheemd van binnen. Maar vroeg of laat brengt de heimwee ons toch weer terug naar huis. En dan weten we bijvoorbeeld weer, hoe belangrijk God in ons leven is.

Heimwee. Een leenwoord uit het duits, heim betekent huis en wee betekent pijn, dat in eerste instantie inhoudt dat iemand op vakantie of een andere locatie terugverlangt naar zijn eigen vertrouwde thuis. Zoals de mensen uit dat TV programma, die hun eigen omgeving missen. Maar het woord kan ook betekenen, dat iemand verlangt naar een situatie of een gemoedstoestand waarvan je zou willen dat die er zou zijn. Een soort heimwee van je binnenste.

 

En dit is ook de heimwee van Jezus. Hij verlángt voor ons, dat de échte zaligheid door mag breken in onze ziel. Dat we leven zoals bij ons hoort, in de harmonische harteklop van het leven dat ons door Hem is geschonken, het liefste geschenk dat we ooit hebben gehad. Hij verlángt voor ons die lege handen, om dat geschenk aan te nemen, maar ook om elkaar vast te kunnen houden. In geloof, hoop en liefde.

 

Als je daar eenmaal de smaak van te pakken hebt, is dat kostbaarder dan wat dan ook, dan kun je, hoe veel of weinig je materiële bezit ook is, oprecht zeggen:

 

Wat ben ik Steenrijk!!

                                                                              Dea Broersen