30 september, wie niet tegen ons is, is voor ons
26B Wie niet tegen ons is, is vóór ons. 30.9.18 TB
Numeri 11, 25-29; Marcus 9, 38-43.45.47-48
Het evangelie van vandaag kent, als ik het goed zie, twee centrale thema’s. En elk van die thema’s bevat voor ons een aanmoediging en een waarschuwing. Het eerste thema gaat over de vraag wie er mag spreken en handelen in Jezus’ naam. De aanmoediging luidt dat we ons ALLEN, zoals we hier als gedoopte christenen bijeen zijn, geroepen mogen weten in zijn naam, en daarmee in de naam van Gods Geest, op te treden. De geest waait immers waar Hij wil, dus ook in ons, mits we ons voor zijn inspiratie openstellen. De waarschuwing is vooral bedoeld voor diegenen onder ons die ten onrechte van mening zijn dat zij het alleenrecht hebben om te spreken en handelen in Jezus’ naam. Zij beschouwen zich als de elite, en zijn in de kerk soms te vinden onder de gewijde en gezonden dienaren.
Het was in Jezus’ tijd niet veel anders dan vandaag: ook toen werd er al onder de leerlingen gekibbeld over de vraag wie van hen eigenlijk de voornaamste was. En u herinnert zich van vorige week, hoe Jezus een kind in hun midden plaatste en zijn leerlingen opriep zich als een dienaar van allen te gedragen. En bedenk goed: Gods geest werkt in alle mensen, die rondgaan in mijn naam.
Jezus trad daarmee in de voetsporen van Mozes, hoorden we in de eerste lezing. Om de taak van Mozes wat te ontlasten waren er 70 oudsten aangesteld. In een plechtige bijeenkomst was over hun hoofd de hulp van Gods geest afgeroepen. Twee van hen waren er echter niet bij. Toch, zegt de lezing, rustte de geest op hen, en zij profeteerden in het kamp. De jonge Jozua vond dat niet kunnen en ging bij Mozes verhaal halen. Maar Mozes reageerde met: Waar maak je je toch druk om? Ik zou willen dat heel het volk van de Heer profeteerde en dat de Heer zijn geest op hen legde. Kennelijk is de Geest niet afhankelijk van een officiële gebeurtenis.
Zo zal Jezus later zeggen: wie niet tegen ons is, is vóór ons. Met andere woorden, werp geen onnodige hekken op. Heb niet de pretentie dat je het alleenrecht hebt om te spreken of te handelen in mijn naam. Vandaag de dag is die waarschuwing misschien ook wel bedoeld voor de katholieke kerk als geheel, voor zover zij meent als enige de waarheid in pacht te hebben. Gelukkig is er na het tweede Vaticaans Concilie op dit punt heel wat veranderd. Maar de verleiding blijft, ook voor ieder van ons, dat we denken het beter te weten en dat we weinig openstaan voor het denken en doen van anderen. Ook buiten het christendom bestaan inspirerende denkbeelden en zien we vaak werken van barmhartigheid (zoals spontane hulp voor vluchtelingen).
Het tweede thema in het evangelie handelt over de omgangsvormen onder de vroege leerlingen en volgelingen. We horen de aanmoediging om in alle opzichten naar elkaar om te zien. Wie een ander een beker water te drinken geeft, geeft die als het ware aan Christus zelf. Zo horen christenen met elkaar om te gaan. Er is ook een waarschuwing, en wel in de strengste bewoordingen. Wie een van Jezus’ kleinen op het verkeerde pad brengt, verdient het om met een molensteen om de hals in zee te worden geworpen. En als je ziet dat je zulke fouten dreigt te maken, hak je hand dan liever af dan dat je volledig ten val komt en in de hel, of beter: de Gehenna, verdwijnt. De Gehenna is een smalle vallei ten zuiden van Jeruzalem, die dienst deed als openbare vuilnisbelt (AbtMarc). Er brandde altijd vuur en het krioelde er van de wormen. Bij een epidemie werden er soms lijken verbrand. Kortom, een plaats om niet te zijn, een horrorplaats waar God niet te vinden is.
Wie zijn de ‘kleinen’ over wie Jezus spreekt? En waarom fulmineert Hij zo heftig tegen een ieder die hen in gevaar zou kunnen brengen? Waarom gebruikt Hij zulke sterke beelden als je hand afhakken en je oog uitrukken? Is dit dezelfde Jezus die zei: Ik ben zachtmoedig en nederig van hart? Waarom gebruikt Hij hier woorden die haast als een vervloeking klinken? (Chapel). Kennelijk gaat het hier om de essentie van Jezus’ levenswerk. Hij wilde immers mensen uit de goot halen, mensen bevrijden van angst en hen weer terugbrengen naar het volle leven. En hier zegt Hij: haal het niet in je hoofd om deze, mijn kleine mensen weer terug te duwen in de ellende!
Die kleinen, dat zijn de eenvoudige mensen die in Jezus geloven. Mensen vaak die maar weinig geloofskennis hebben, maar wel begrijpen waar het Jezus om te doen is en ernaar handelen. Het zijn vaak onopvallende mensen naar wie niemand luistert, mensen ook die er niet echt bijhoren en soms met de nek worden aangekeken. Het zijn de mensen naar wie God omziet en Jezus verdedigt hun lot met felle woorden. Waag het niet een van de kleinen die de Vader mij heeft toevertrouwd in gevaar te brengen, want dan krijg je met Mij te doen!
Kortom, het gaat Jezus niet om macht, prestige of om wie er gelijk heeft. De geest waait waar Hij wil! Maar het gaat hem om een beker water, om mededogen, om een ander te zien staan en een stukje met hem of haar op te lopen. En hij valt scherp uit tegen wie zich schuldig maakt aan machtsmisbruik en ergernis geeft aan een van de kleinen die in hem geloven.
Mogen wij ons zowel de waarschuwingen als de aanmoedigingen van vandaag ter harte nemen en ons laten bezielen door Gods geest om opnieuw op weg te gaan naar elkaar, in Jezus’ naam. Amen. PLK