9 september, genezing van een doofstomme

23B Genezing van een doofstomme 9.9.18 TB

Jesaja 35, 4-7a; Mc 7, 31-37

‘Doven laat Hij horen en stommen laat Hij spreken’.

In de persoon van Jezus zien we het visioen van Jesaja werkelijkheid worden, waarover ons in de eerste lezing verteld werd.

Zeg tegen iedereen die radeloos is: Houd moed, wees niet bang, hier is uw God, Hij komt u redden.

Dan zullen blinden weer zien, kreupelen zullen dansen, doven zullen horen, stommen zullen spreken.

Er zal water opwellen in de woestijn, de kale woestijn zal bloeien en tot een prachtige tuin worden alsof het aards paradijs opnieuw wordt geschapen.

Misschien voelt u zich wel radeloos. Misschien denkt u dan wel:

mooie woorden, maar wat koop ik daarvoor?

Ik heb nog nooit een woestijn tot bloei zien komen.

Doof is doof, en blind is blind.

Het leven is moeilijk en de mensen zijn cynisch en niet echt in mij geïnteresseerd.

Hoe kan het leven ooit tot bloei komen? Vergeet het maar.

Wellicht heeft Jezus ook met zulke vragen geworsteld.

Maar Hij kwam tot een ander antwoord.

Hij zag het als zijn roeping om het visioen van Jesaja in zijn eigen leven tot werkelijkheid te laten worden.

Hij deed dat door zo goed als God te zijn.

Door aan radelozen en verdrukten zijn volledige aandacht te geven.

Door zijn liefdevolle blik werden mensen werkelijk geraakt en genezen.

Zou dat ook onze roeping kunnen zijn?

Waarschijnlijk is dat altijd de bedoeling van de Kerk geweest, want het verhaal van het evangelie dat we zojuist gelezen hebben, vinden we haast stap voor stap terug in de oude ritus van de doop voor volwassenen (Abt Marc).

Het begint met de voorbereiding.

Net zoals Jezus de doofstomme apart neemt uit de groep, worden de catechumenen (dopelingen) eerst afgezonderd om zich voor te bereiden op het doopsel.

De doop zelf begint met de ritus van het beademen.

Jezus keek op naar de hemel en ademde ‘op hoorbare wijze’.

Net als in het scheppingsverhaal, waar God de mens zijn levensgeest inblaast. De doofstomme zal herschapen worden. Zo ook de dopeling.

Dan volgt de ritus van het ‘effatha’: ga open.

Jezus raakt de oren en de tong van de doofstomme aan met zijn eigen speeksel.

Zo’n intieme handeling kan ons vandaag de dag sterk verbazen, maar in de tijd van Jezus werd het speeksel gezien als een soort condensatie van de adem, de geest van God.

Net als Jezus, raakte de bisschop bij het uitspreken van het Effatha de oren en de mond van de dopeling aan. Bij een vrouw niet de mond, maar de neus.

De genezing zal dus geschieden door de kracht van de heilige Geest.

Deze is het ook die de dopeling opent voor het woord van God.

Hij mag het gaan horen en vervolgens doorgeven.

Zijn oren gaan open, zijn tongriem los.

We zien dus dat het evangelieverhaal nog een diepere laag heeft:

het gaat om het echte horen. Het horen van het woord van God.

Denk aan het ‘Sjema Israel’, HOOR ISRAEL, dat de gelovige Jood elke dag bidt.

Het is Jezus die ons bij ons doopsel herschept en de oren van ons hart opent.

Ook later in ons leven mogen wij ons telkens opnieuw door Hem van onze doofstomheid (en onze blindheid) laten genezen.

We mogen ons door Hem laten aanraken en aldus herboren worden tot een nieuw bestaan.

Hij zal ons nieuw leven inblazen en onze ogen openen.

En als het goed is, zal ons horen dan ook tot spreken leiden en zullen we soms anderen nabij mogen zijn en uit hun isolement verlossen.

Misschien moeten we meer doen zoals Jezus: spreken, aanraken, openen.

En spreken tegen iemand, dat is iemand als gelijke tegemoet treden, als de moeite waard erkennen, als mens bevestigen.

Dan kunnen er in een mensenleven wonderen gebeuren.

Dan kan ook de radeloze open gaan en de helende kracht van God – via mensen – gaan ervaren.

Want in een echte ontmoeting, waarin je je gezien en geaccepteerd mag weten, ga je anders horen, spreken en zien.

Mogen we op deze wijze elkaar tot zegen zijn. Amen

PLK