29 juli, Brood uit de hemel

17 B Brood uit de hemel – Voedsel voor de ziel, 29 juli 2018

2 Kon. 4, 42-44; Joh. 6, 1-15

Thema: als wij echt aandacht hebben voor elkaar en willen delen, dan breken Messiaanse tijden aan, dan breekt het Rijk Gods door. Een mens leeft niet van brood alleen, maar van elk woord dat komt uit de mond van God.

Vandaag wordt Jezus ons door Johannes gepresenteerd als een nieuwe Elisa.

Hij is zelfs groter dan Elisa.

Want waar Elisa (in de eerste lezing) met twintig gerstebroden honderd man te eten gaf, voedt Jezus met slechts vijf gerstebroden wel vijfduizend man.

Het evangelie doet ons ook denken aan een ander verhaal uit het Oude Testament, namelijk dat over Mozes en het manna in de woestijn. In een situatie van veel gebrek en uitzichtloosheid, ontvangt het volk een hoeveelheid manna uit de hemel die precies genoeg is voor één dag. Zo moet het volk leren iedere dag op God te vertrouwen dat Hij weer manna schenkt, op voorspraak van Mozes, zijn profeet.

Jezus zorgt, in de lijn van Mozes en Elisa, voor voedsel in overvloed.

Zoals hij in het verhaal van de bruiloft in Kana zorgde voor wijn in overvloed.

En zoals hij in het gesprek met de Samaritaanse vrouw, bij de bron van Jacob, zorgde voor levend water.

Als dat allemaal gebeurt, breken er Messiaanse tijden aan, zo werd in de Joodse traditie gedacht. Dan breekt het Rijk van God door.

Dat is wat de evangelist ons hier wil vertellen.

Wat wil dat dan zeggen, brood in overvloed?

Om wat voor brood gaat het eigenlijk? Brood is in Jezus’ tijd allereerst het voornaamste voedsel bij iedere maaltijd. Het is de meest onvervangbare levensbehoefte.

Maar brood heeft in de bijbel vaak ook een diepere betekenis.

Had Jezus bij zijn beproeving in de woestijn al niet gezegd:

Een mens leeft niet van brood alleen, maar van elk woord dat komt uit de mond van God.

Net als Mozes, gaat ook Jezus hier een berg op en zet zich daar neer om een rede te houden, de zgn. ‘broodrede’ die volgt op de passage die wij zojuist gelezen hebben.

Hieruit blijkt dat we voor brood ook mogen lezen: het woord van God en ook Jezus zelf.

Het gaat dus om het eucharistisch brood en om de werking van het woord van God.

Niet voor niets staat er: Jezus nam de broden, sprak het dankgebed uit en deelde ze uit onder de aanwezigen.

Deze woorden kennen we van de eucharistie, we kennen ze ook van het laatste avondmaal.

Jezus geeft hier zichzelf weg aan ons.

Als dat gebeurt is er een overvloed aan voedsel beschikbaar.

Er blijft zelfs nog over, twaalf korven vol.

Twaalf, het getal der volmaaktheid. Voor elke stam van Israel één, maar ook voor elke apostel één.

Opdat wij, als zijn leerlingen, dit heilig brood verder mogen rondbrengen naar alle tijden en volken. Want brood moet uitgedeeld worden om genoeg te zijn.

Waarvoor en waarvan leven wij tegenwoordig?

Zijn wij hongerig naar het woord van God?

Doet dat ons werkelijk nog iets? En willen we er ook iets mee doen naar anderen? Geloven we nog in solidariteit en eerlijk delen?

Verlangen wij nog naar het ervaren van Gods aanwezigheid in ons leven?

Of zijn we langzamerhand wat in slaap gesukkeld in onze comfortabele consumptiemaatschappij?

We leven in een tijd waarin we – ondanks alle crisis – nog steeds veel geld uitgeven, maar soms weinig genieten.

We leven tegenwoordig gemiddeld langer, maar leven we ook echt?

Er is veel informatie, maar hebben we ook werkelijk contact met elkaar? Kunnen we elkaars zwakheden accepteren of zijn we de generatie van de korte lontjes?

Soms lijkt het wel of we de weg naar het goede leven een beetje kwijt zijn.

Het woord van God zegt ons dat we ons aanvaard mogen weten zoals wij zijn. Het kan ons bevrijden van al te sterke ik-gerichtheid, van faalangst en onzekerheid.

God heeft ons lief, zelfs in onze zwakheden en tekortkomingen, meer dan we onszelf of elkaar liefhebben.

Deze liefde roept ons op om ook elkaar ruimte te geven, elkaar te bevrijden van allerlei vormen van beknelling en eenzaamheid.

Zo worden we voor elkaar als brood dat wordt gebroken, zoals Jezus ons dat heeft voorgedaan.

Toen de mensen het teken zagen wat Jezus verricht had, zeiden ze:

“Dit is ongetwijfeld de profeet die in de wereld zou komen”.

De evangelist lijkt te zeggen dat ze zicht kregen op zijn Messiaanse gestalte.

Is Hij dan de lang verwachte boodschapper van God?

Maar Jezus besefte dat ze hem wilden meenemen en uitroepen tot een koning naar hun eigen smaak.

En Hij trok zich terug in het gebergte, geheel alleen.

Is dat niet precies wat wij ook geneigd zijn te doen?

We roepen Hem graag uit tot onze koning, maar dan wel op onze eigen voorwaarden.

Hij moet passen binnen ons moderne denkraam.

Onze tijd staat bol van de roep om spiritualiteit, we willen graag spannende gebeurtenissen meemaken.

Als Hij daarbinnen nu eens een mooie heldenrol zou kunnen spelen.

Maar het koninkrijk van Jezus is niet van deze wereld, zoals Hij later tegen Pilatus zal zeggen.

Zijn koningschap staat in het teken van dienen, van jezelf weggeven voor je vrienden, ja voor ons allen.

Als wij deze koning willen volgen, zullen wij hetzelfde moeten doen. Delen, solidair zijn, juist in tijden van crisis. Onze vijf vingers aan elke hand gebruiken om elkaar te hulp te schieten, onze twee ogen om elkaar werkelijk te zien staan, onze twee oren om elkaar oprechte aandacht te schenken.

En dat is heel wat anders dan goedkoop aan brood komen.

Als wij, net als Jezus, brood willen delen, zijn woord doorgeven, onszelf willen geven, dan zal het Rijk van God steeds opnieuw oplichten, ook in onze tijd en samenleving.

In ons gedrag zullen anderen merken dat je niet leeft van brood alleen.

Als wij willen delen van onze welvaart, als we echte aandacht hebben voor elkaars verhalen, als wij werkelijk elkaars zorgen willen delen, dan zal – ook vandaag – het wonder opnieuw geschieden.

Brood uit de hemel, levend water zal ons deel zijn. Mogen we op weg gaan naar elkaar. Amen.

PK, 29 juli 2018