5 augustus Ik ben het Levende Brood

Overweging 5 augustus 2018

In Nederland is er denk ik geen stadje of dorpje te vinden waar er één winkel ontbreekt: een bakker.

In het dorp waar ik woon zijn er op loopafstand zelfs twee, en toen ik laatst bij één daarvan was kwam ik de bakker zelf tegen.

En die man, nog een echte warme bakker, kon me toch gepassioneerd vertellen over brood. Over de juiste ingrediënten en de verhouding, een goede oven, de juiste temperatuur, niet te kort en niet te lang, enzovoorts. En tenslotte merkte hij op: en ja, natuurlijk moet je de gist niet vergeten. Als thuisbakster kon ik dat alleen maar beamen, want als je je gist vergeet, rijst je brood niet.

Toen ik het evangelie van vandaag las, moest ik terugdenken aan die korte ontmoeting. Ik kom er zo op terug.

Jezus houdt ons aan het eind van deze passage voor, dat hij het brood des levens is en dat wie tot Hem komt geen honger meer zal hebben. Met alle honger in de wereld zou je willen dat we dit letterlijk konden nemen, maar u begrijpt dat deze uitspraak van Jezus anders bedoeld is.

Water en brood worden gezien als minimale levensbehoeften. Geloof is voor velen van ons óók een levensbehoefte, een houvast waarmee we op de been blijven en de jungle van de wereld van vandaag kunnen overleven. Maar het gaat vooral ook om elkaar tot steun te zijn op onze levensweg. Brood heb je nodig, maar je leeft pas écht door de liefde, de vriendschap, de aandacht voor elkaar. Net die extra hand op je schouder, een blik van verstandhouding, dat onverwachte bezoekje in een moeilijke tijd.

Daarom zegt Jezus ook: werk niet voor voedsel dat vergaat. Werk niet alleen voor het geld, het aanzien en louter bezit en doe meer dan alleen eten en drinken. Jezus bedoelt dat het levende brood niet gaat om de oppervlakkigheden van het leven, maar om duurzame waarden die overleven tot leven maken, die ons confronteren met de vraag: wie ben ik nu werkelijk? Hoe kunnen we, naar de woorden in de tweede lezing, onszelf bekleden met de nieuwe mens? Dat begint en eindigt volgens diezelfde lezing met het geloof in Diegene die God heeft gezonden, in wiens liefde wij zijn onderricht en naar wiens waarheid we willen luisteren. Dát geloof geeft ons voedsel voor onderweg, houvast en richting, brood ten eeuwig leven.

Daarbij verwijst Jezus naar het manna in de woestijn uit het Exosdusverhaal, waarbij Mozes de mensen uitlegt dat dít het brood is dat de Heer hen te eten geeft. Een teken van God, waarmee hij de Israëlieten laat zien dat Hij hun Heer is, letterlijk met brood uit de hemel. En dat wordt in het Evangelie vervolgd met de vraag: waar leef je nu werkelijk uit?

Hoe kunnen wij die vraag vandaag beantwoorden, als we Jezus willen volgen als weg van het levende brood?

Toen ik daar over nadacht, schoten me de woorden van de bakker weer te binnen. Je moet de gist niet vergeten! Dat ene ingrediënt, dat alles net even hoger tilt… met in ons geval misschien een beter gebakken versie van ons menszijn. Maar ja, wat hebben we daarvoor nodig? Misschien is een belangrijk uitgangspunt vrede in onszelf……want juist als wij meer samenvallen met ons diepste binnenste tilt net dát ons hoger in wie we willen zijn en is er meer ruimte voor de ander.

Een goede vriendin van mij die niet katholiek is, verwondert zich dikwijls over wat er allemaal in onze parochies met en voor elkaar gebeurt.

En dat is ook zo, er gebeurt heel veel. Ook hier in de Titus Brandsma ervaar ik jullie onderlinge solidariteit sterk. Maar vandaag vraagt Jezus ons om net dat stapje extra. Hoe kunnen wij, als je aan gist denkt, boven onszelf uitrijzen? Wat heb je werkelijk nodig voor jezelf? Waar liggen onze mogelijkheden om anderen, die de gist even moeten ontberen, te helpen de moed niet te verliezen? Bijvoorbeeld in tijden van eenzaamheid en verdriet, tegenslag of ziekte, dat zijn momenten waarop het ons niet zo goed lukt om boven onszelf uit te stijgen. Mogen we dan op elkaar rekenen?

Mogen we dan van elkaar vragen om oren die niet alleen horen maar ook luisteren; om ogen die niet alleen kijken maar vooral zien; en een hart dat niet alleen openstaat maar ook wil begrijpen??

Wat dat laatste betreft, gist staat ook voor mildheid en ook daar ligt voor ons een schone taak. Vaak hebben we ons oordeel snel klaar, zijn veel te streng voor onszelf of zijn moeilijk af te brengen van een vast omlijnd idee.

En dan kan het gebeuren dat wij iemand tekort doen, of onszelf.

Vaak brengt het ons en die ander méér, als we de zaak even laten rusten…… tijd nemen om te bezinken, ik zal maar zeggen: even laten gisten….

Want zonder gist blijven het platte kruimels. En u kent die uitspraak wel: we gaan niet voor de kruimels, maar voor het hele brood. Maar dan moeten we wel blijven werken aan wat het hoogste en het beste in onszelf is, onze ziel elke dag weer een stukje oppoetsen, vasthoudend aan ons ideaal van geloof, hoop en liefde en daarbij op onszelf en Hem te blijven vertrouwen.

Als je open gaat in jezelf, ga je ook open voor de ander en vooral voor God.

En als je mag ervaren dat dát alles enigszins samengekomen is in je leven, dan kun je misschien zeggen dat met Gods hulp jouw levensbrood GOED is gerezen. Zijn liefde en trouw is daarbij elke dag ons voedsel voor onderweg.

Amen.