Sacramentsdag
Sacramentsdag 3.6.18 in TB
Exodus 24, 3-8; Hebreeën 9, 11-15; Marcus 14, 12-16.22-26
Hartelijk welkom op deze Sacramentsdag, vanouds een feestdag die vooral in het zuiden gevierd werd en wordt met een processie. In het noorden doen wij het meestal wat bescheidener, maar ik hoop dat het toch een mooie viering wordt. Centraal thema op deze dag vormt de levende aanwezigheid van God in het heilig sacrament. Maar welke God zoeken we hier eigenlijk? En waarin kunnen we zijn nabijheid ervaren?
Gebed
God, Gij die van heinde en ver uw mensen bijeenbrengt om tot één lichaam te worden verenigd, wij bidden U: geef ons het hart te leven naar uw Woord. Laat ons toegewijd blijven aan elkaar en steeds meer tot teken worden van uw Aanwezigheid in deze wereld, hier nu en alle dagen tot in uw Vrederijk. Amen.
Overweging
De lezingen van vandaag voeren ons terug in de historie van het geloof van Israel en van de jonge Kerk. De eerste lezing is uit het boek Exodus. God heeft zijn volk bevrijd uit de slavernij van Egypte. Op weg naar het Beloofde Land moeten de Israëlieten eerst leren wat het betekent als echte vrije mensen te leven. Daarin spelen het verbond met God en de tien levenswijzers (de tien geboden) een belangrijke rol. In de passage die zojuist werd voorgelezen, horen we hoe dat verbond symbolisch tot stand komt. De woorden van God worden voorgelezen en het volk belooft ze te onderhouden. De verbondsrelatie wordt plechtig bezegeld met een bloedoffer. Bloed betekent in Israel leven. Het altaar representeert God. Het opgevangen bloed van de offerdieren wordt half over het altaar en half over het volk gesprenkeld. Hierdoor wordt de verbondsgemeenschap een feit. Aldus beschrijft het boek Exodus de jarenlange Godservaring van het volk Israel, de ervaring van een God die met je meetrekt, op wie je kunt vertrouwen. Ik zal er zijn, voor jou.
In deze geloofstraditie is ook Jezus opgegroeid. En als Hij aan het eind van zijn leven is gekomen en zijn lijden voelt aankomen, grijpt Hij terug op het geloof en de symboliek die deze traditie rijk is. Jezus, wiens leven totaal in het teken stond van het leven voor de ander, breekt tijdens dit laatste avondmaal met zijn vrienden nog één keer het brood en deelt het uit. Het is de dag dat in de tempel de paaslammeren geslacht worden. Het paasmaal herinnert de Joden aan de bevrijding uit Egypte en de redding van Israëls eerstgeborenen van een vroegtijdige dood. De symboliek kan de leerlingen niet ontgaan. Jezus geeft in het breken van het brood zijn eigen lichaam, zijn eigen leven voor zijn vrienden. Daarna geeft Hij de beker met wijn rond, met de woorden: “Dit is mijn bloed van het verbond, dat voor velen wordt vergoten”. Voor de jonge kerk werd deze scene het centrum van de liturgie waarin men de aanwezigheid van de levende Heer is gaan gedenken.
Het zijn diepzinnige teksten en gebaren. In het oude Israel werd eens per jaar, op de grote verzoendag, een lam bedekt met de zonden der mensen (de zondebok) de woestijn ingestuurd. Een gebaar van reiniging en verlossing. En in de tempel werden lammeren geofferd. Maar met de dood van Jezus is er een nieuwe tijd aangebroken, zegt Paulus in zijn brief aan de Hebreeën. Niet met het bloed van bokken en kalveren, maar met zijn eigen bloed heeft Christus ons een eeuwige verlossing verworven. Zijn sterven heeft ons bevrijd van onze zonden. Daarmee is Christus middelaar van een nieuw verbond geworden. Een nieuwe tijd is aangebroken.
Over de vraag hoe we ons de aanwezigheid van de levende Heer in het teken van het heilig sacrament kunnen voorstellen, zijn in de loop der jaren felle discussies gevoerd tussen protestanten en katholieken. Het gaat dan om het begrip transsubstantiatie. Gelukkig zijn de scherpste kantjes van deze tweedracht intussen wat afgeslepen. Uiteindelijk gaat het om het geloof in de werkelijke aanwezigheid van onze levende Heer onder de gedaante van brood en wijn. Elke generatie zoekt weer nieuwe woorden om dit geheim te verstaan. Het geheim dat wij mogen leven als bevrijde mensen. God kwam ons (in Jezus) tegemoet in onze kwetsbaarheid.
Er is een groot verschil tussen redeneren over (het bestaan van) God en het leven met God in het dagelijks leven. De Franse filosoof Blaise Pascal maakte dat al duidelijk: hij kon niet geloven in de God van de filosofen, maar wel in de God van Israel, die met zijn volk meetrekt en het altijd nabij is. Vandaag vieren wij Sacramentsdag, de dag van Gods nabijheid in ons leven. De dag waarop wij weer mogen horen dat God zelf een verbond met ons is aangegaan, een stevige relatie waarop we mogen vertrouwen.
Enkele jaren geleden mocht ik met een groep theologiestudenten van de Tiltenberg het Heilig Land bezoeken. Zo kwamen we ook in de bovenzaal, die volgens de traditie wordt aangeduid als de zaal van het Laatste Avondmaal. Het was een wonderlijke ervaring. Je kunt het je haast niet voorstellen dat hier zo iets bijzonders gebeurd is.
Gelukkig hoeven we niet allemaal naar die plek om de levende Heer te kunnen ontmoeten. Vrijwel elke dag wordt op vele plaatsen ter wereld de eucharistie gevierd, ter nagedachtenis van Jezus. Maar niet alleen om te gedenken, Hijzelf komt dan wederom in ons midden. Want Hij heeft beloofd: Waar twee of meer van jullie in mijn Naam aanwezig zijn, daar ben Ik in jullie midden.
Wij hebben een levende God, die met ons meetrekt en ons bevrijdt. Geen abstracte God van filosofen; daar kunnen we niets mee. Maar een God die ons nabij is als het moeilijk wordt; een barmhartige en liefdevolle God die ons aanvaardt zoals wij zijn. Een God die zichtbaar wordt in het teken van brood en wijn, maar ook in het gelaat van onze medemensen. Als wij elkaar liefhebben woont God in ons, zegt de apostel Johannes. Want God is liefde. Wij moeten veranderen in het mystiek lichaam van Christus en onszelf geven aan elkaar. Zoals Jezus op Witte Donderdag de voeten waste van zijn leerlingen. Dat is de betekenis van Sacramentsdag. Amen.
PLK