2 november, Allerzielen
Allerzielen 2 november 2016
Jesaja 25, 6-9; Apokalyps 21, 1-5a+6b-7; Lucas 23, 44-46+50+52-53+24, 1-6
Het kostte u misschien wel moeite om vandaag naar de kerk te komen, om op de dag van Allerzielen onze geliefde doden te herdenken. Het betekent opnieuw geconfronteerd worden met het feit dat onze geliefde doden niet meer levend in ons midden zijn. De zoveelste confrontatie met gemis, leegte en verdriet. En toch zijn we hier samen. Want we willen weten: waar zijn onze geliefden? In Gods nabijheid hopen we rust te vinden en woorden van troost.
Zo hoorden we in de eerste lezing over een visioen van de profeet Jesaja. De heer zelf zal op die dag in de toekomst een feestmaal aanrichten. Er zal een overvloed aan spijzen en dranken zijn voor alle volkeren. Dat is het mooie van Jesaja: in zijn visioen staat het feestmaal open voor iedereen. Niet alleen voor hen die altijd braaf Gods geboden onderhielden. Nee, er zijn geen voorwaarden. Het is bestemd voor alle volkeren, voor iedereen. Ook voor onze geliefden.
Maar voordat het grote feest kan beginnen moet er, volgens Jesaja, nog iets belangrijks gebeuren. Iets wat wij niet zelf kunnen realiseren. God moet de sluier, die over alle mensen ligt, verscheuren. Alle bekrompenheden, alle vooroordelen, al het vijandige, dat alles zal door God worden weggenomen. Hij zal de dood vernietigen en de tranen van alle gezichten afwissen.
In de tweede lezing uit het boek Openbaring horen we een ander visioen, dat van Johannes. Maar hetzelfde hoofdthema keert terug. Johannes spreekt over een nieuwe hemel en een nieuwe aarde. Het nieuwe Jeruzalem, waar God zal wonen onder de mensen. Ook hier horen we: Hij zal alle tranen van hun ogen afwissen en de dood zal niet meer zijn. De mens keert terug naar zijn oorsprong: alfa en omega komen samen. Daar krijgt hij te drinken uit de bron van het water des levens.
Voordat een mens dit mag bereiken heeft hij doorgaans een lange levensweg te gaan, met veel vallen en opstaan, met vreugde maar ook verdriet. Dat is ook Jezus niet bespaard, hoorden we in het evangelie. Zijn leven eindigde in een marteldood aan het kruis. Zo vergaat het vele rechtvaardigen in deze wereld. Maar, zeggen de engelen bij het graf, dit is het einde niet. Zoek de levende niet bij de doden. Hij is niet hier, Hij is verrezen.
Het verhaal over Zijn verrijzenis geeft ons de hoop dat wij ooit thuis mogen komen en mogen aanzitten aan dat feestmaal van Jesaja en dat dan alles goed zal zijn. Dat we zullen worden verwelkomd door die barmhartige Vader, die we kennen uit de parabel van de verloren zoon. Het is soms moeilijk voor ons om daarop te vertrouwen. Velen weten niet meer of er na de dood “iets is”.Ik las eens bij Schillebeeckx: alleen als je tijdens je leven Zijn liefde hebt ervaren, kan sterven de zin krijgen van een thuiskomen. Alleen als kind kan je een thuis hebben.
We noemen vanavond de namen van hen die dit jaar uit ons midden zijn weggevallen. We noemen hun namen, want we willen dat zij bij ons gekend blijven. En we hopen en vertrouwen dat zij door God gekend blijven, dat Hij al onze namen voor eeuwig geschreven heeft in de palm van Zijn hand.
Bidden wij: Goede God, Gij die licht en leven zijt, wij bidden U voor onze overledenen en voor onszelf. Bewaar al onze namen in uw hart, Heer, wees licht voor ons vandaag, wees leven en toekomst voor ons en onze dierbaren. Sterk ons met uw Woord, vandaag en alle dagen, tot in de eeuwen der eeuwen. Amen.