14 februari 2016; 1e Zondag van de veertigdagentijd
1e zondag veertigdagentijd (C): Beproeving in de woestijn, 14.2.2016 in TB
Deut. 26, 4-10; Lucas 4, 1-13
Thema: waar gaat het om in het leven?
In de lezingen van vandaag wordt ons een spiegel voorgehouden: Wie ben jij ten diepste, mens? Wat drijft jou in het leven? Wat is jouw hoogste levensdoel? Waarin vind jij je bestemming en vreugde?
Daartoe schetst Lucas een scherpe tegenstelling. Jezus is zojuist gedoopt in de Jordaan. De laatste zin van dat verhaal luidde: ‘Uit de hemel klonk een stem: Jij bent mijn geliefde Zoon, in jou vind ik vreugde’. Jezus lijkt zijn definitieve roeping te hebben verstaan. Maar onmiddellijk daarna, zo zegt het verhaal, wordt Hij door de Geest meegevoerd naar de woestijn om door de duivel op de proef gesteld te worden. Het herinnert aan de veertig jaar dat de joden door de woestijn trokken om een echt volk van God te worden.
Jezus, die niets menselijks vreemd is, wordt in zijn leven voor de keus gesteld: ben ik een Messias van het succes, het geld, de macht en de roem, of ga ik de weg van nederigheid, dienstbaarheid en liefde? En die vraag is moeilijker dan hij lijkt. Want als je jezelf ziet als bijzonder, is de verleiding groot te menen dat je daaraan bijzondere krachten en rechten kunt ontlenen. De duivel, de tweedrachtzaaier bij uitstek, speelt hier handig op in. ‘Als jij de zoon van God bent’, zo opent hij listig zijn gesprek. ‘Als jij de zoon van God bent’, dan moet het toch een fluitje van een cent zijn om van stenen brood te maken. Jezus wordt als het ware uitgedaagd om zijn goddelijke afkomst te bewijzen en dat zal nog vaak gebeuren. Laat maar eens een wonder zien, bewijs maar eens dat je de Messias bent. Ook wij roepen wel eens naar de hemel: God, wil U zich a.u.b. eens wat duidelijker laten zien. Dan zullen we in U geloven. Maar Jezus doorziet deze verleiding als een verdraaiing van zijn opdracht. Hij wil niet als een tovenaar of een showmaster in het leven staan, maar wil vertolker zijn van het woord van God.
De duivel ziet in dat deze poging te doorzichtig was en komt met een nog slimmere truc: de verleiding van het hebben, de verleiding waarvoor vrijwel iedereen zwicht. Want wie wil er nu niet genieten van een beetje rijkdom? En wie vindt het niet prettig om toch iets voor te stellen in dit leven? En wie wil er niet wat invloed hebben om de zaken naar je eigen hand te zetten? Niets menselijks is ook ons toch vreemd! Maar als je daarvoor je ziel moet verkopen aan de duivel is de prijs te hoog. Je kunt niet God en de duivel dienen. Het rijk van Christus is anders dan alle koninkrijken van de wereld die de duivel Hem toonde.
Als het dan op deze wijze niet lukt, resteert de duivel eigenlijk nog maar één verleiding. Hij citeert opnieuw de Bijbel en daagt Jezus uit te laten zien dat Hij als zoon van God onkwetsbaar is. De engelen zullen Hem immers opvangen en op handen dragen. God uitdagen en Hem voor je eigen karretje spannen. Dat is wat de duivel suggereert. Op die manier wordt je eigenlijk een beetje gelijk aan God. Stiekem willen we dat allemaal wel eens. Niet voor niets komen we dit ook tegen in het verhaal van Adam en Eva. Ook zij hoopten gelijk te worden aan God. Maar Jezus doorziet deze valse gedachte en zegt dat we God God moeten laten in ons leven. Hij is te groot en te heilig om Hem op de proef te stellen. We zullen Hem nooit in de zak hebben.
Maar wat is er, menselijkerwijs gesproken, nu ten diepste mis met die verleidingen waaraan Jezus, maar ook wij onderworpen worden? Ik heb het niemand overtuigender horen uitleggen dan Henri Nouwen. Hij zegt: In de korte levenstijd die ons gegeven is, proberen wij verwoed iets tot stand te brengen. We moeten iets presteren, leert ieder kind. Als we iets bijzonders presteren zullen anderen ons bewonderen, met ontzag over ons spreken en ons liefhebben. We zullen vrienden, roem en bezit vergaren. Kortom, we zijn iemand in dit leven. Op sommige momenten kunnen we hiervan genieten en dat is fijn. Maar het omgekeerde gebeurt ook. Mensen kunnen soms slecht over je spreken, bezit van vrienden en gezondheid kunnen verloren gaan. Een mens kan zelfs tot de ontdekking komen dat al die prestaties, bezit en roem eigenlijk nooit echte liefde hebben gebracht.
En dan komen we terug bij de tegenstelling die Lucas ons vandaag voorhoudt. Wat doet er werkelijk toe in ons leven? Jezus’ antwoord aan de duivel luidde: Ik houd mij vast aan die stem uit de hemel, dat ik de geliefde zoon van God ben. Het is mijn opdracht om zijn wil te doen. Om zich geliefd te voelen in dit leven is een mens niet afhankelijk van al dan niet gelukte prestaties, niet van erkenning door medemensen. Ook het vergaren van bezit en rijkdom draagt weinig bij aan de echte beleving een geliefd mens te zijn. Jezus zegt: dat zijn allemaal leugens waar je doorheen moet zien te prikken. Want je bent al geliefd bij God, die jou graag ziet en koestert als zijn eigen zoon en dochter. Dat is de vreugdevolle boodschap van het evangelie.
Jezus treedt daarmee in het voetspoor van Abraham en Mozes. We hoorden het in de eerste lezing. Mozes trok veertig jaar door de woestijn. En hij was zich bewust een zwervende vluchteling op aarde te zijn, zoals ooit zijn voorvader Abraham als een zwervende Arameeër op zoek was naar een betere plaats om te leven. En in zekere zin kunnen wij ons allen nazaten weten van die zwervende Arameeër. Zijn we niet voortdurend op zoek naar een beetje zin en betekenis?
Wat drijft ons in dit leven? Heeft Jezus’ strijd met de duivel ons nog iets te zeggen? We vieren vandaag de eerste zondag van de veertigdagentijd. We gaan samen op weg naar Pasen, het feest waarop we Jezus’ heropstanding in ons leven vieren. Durven we er, met Hem, op te vertrouwen dat we werkelijk geliefde dochters en zonen van God zijn? Dat zou ons meer ontspannen in het leven plaatsen, want dan zijn we minder afhankelijk van status, rijkdom en erkenning.
Jezus ging ons een andere weg voor. Hij koos niet de weg van de succesvolle Messias, de weg van de snelle erkenning door velen. Hij daagde God niet uit, wilde niet godgelijk worden, zoals Adam. Integendeel. Hij koesterde zijn visioen tijdens de doop in de Jordaan, Hij hield de stem in zijn hart wakker die Hem de beminde zoon genoemd had. Hij herkende God als een liefdevolle Vader en zag het als zijn opdracht in het leven Zoon te zijn. En als Zoon zocht Hij de wil van de Vader te doen. Niet het ik centraal, maar dienstbaar zijn en je leven geven voor je medemens. Ook wij mogen ons geliefde dochters en zonen van die ene Vader weten. Laten we, met onze paus Franciscus, die vreugdevolle boodschap aan elkaar blijven doorgeven en ernaar handelen, juist ook in de veertigdagentijd van dit jaar van barmhartigheid. Amen.
Paul Koopman