15 februari:Zesde zondag door het jaar. Thema: Ben ik ook onrein?
Inleiding
Huidziekten zijn heel vervelende ziekten. Ze zijn zichtbaar en maken en vieze indruk. Zelfs als mensen heel schoon zijn. In de lezingen van vandaag staat het woord ‘rein’ niet tegenover vuil of vies. Het tegendeel van rein is ongeschikt. Een onreine is ongeschikt om met de godsdienstige handelingen in de tempel mee te doen. Wie ongeschikt is in de tempel, wordt al gauw ongeschikt verklaar voor de samenleving. Een onreine wordt uitgestoten en aan de kant of rand gezet.
Ook wij sluiten mensen uit door onze vooroordelen over hen. Door hen niet te willen ontmoeten. Veel mensen verblijven in isolement omdat niemand tijd en aandacht voor hen heeft. Door onze fouten en tekorten brengen we ook ons zelf in een isolement. We komen er niet voor uit dat ook ons wat mankeert. Onreinheid komt ook nu voor. Willen we een ogenblik stil worden en bidden om Gods ontferming.
Overweging
Soms tref je in een toilet een bordje aan met de tekst: “Na het plassen handen wassen”. Of een moeder roept de kinderen die buiten spelen: “Handen wassen, we gaan eten”. Je mag pas aan tafel als je schone handen hebt.
Ook in zwembaden tref je ‘reinheidsvoorschriften’: in een openluchtzwembad moet je eerst door een voetenbad om dan pas het water in te springen. Gras en aarde blijven daarin achter en het zwemwater blijft schoon.
Het zijn allemaal praktische voorschriften. Het doel ervan is: gezondheid.
Ziekte – gezondheid – reinheid hangen samen. De succesvolle Adventsactie
“Toiletten voor een school in India” kende als motto: “Hygiëne maakt toekomst mogelijk”. Reinheid en gezondheid: die band is wel duidelijk.
Maar omgekeerd: ziekte en onreinheid….. dat is wat ingewikkelder. In de joodse wetgeving zijn er heel wat reinheidsvoorschriften. In een kwetsbare situatie is het nodig de regels scherp te stellen. De laatste regel van de eerste lezing luidt:
“zolang de ziekte duurt, moet een melaatse buiten het kamp blijven.”
Als je met een groep mensen door de woestijn trekt – een tocht van veertig jaar – dan is het noodzakelijk dat de mensen gezond en sterk blijven. Hoe moet je zieke mensen op sleeptouw nemen in de woestijn? Een zieke met een besmettelijke ziekte bedreigt de gezondheid van heel de gemeenschap. Zo’n mens wordt onrein verklaard. Hij mag niet meer mee doen met de gewone samenleving. Hij moet apart gezet worden, geïsoleerd leven en buitenstaander blijven. Dat is geen straf. Het is een sociale maatregel ter bescherming van de gemeenschap. De gemeenschap moet verder. Verder op weg naar het beloofde land.
Zou een zieke niet geschikt zijn voor het beloofde land? Zou ziekte niet toch een straf van God kunnen zijn? Zou God die man er niet bij willen hebben? Gaan ziekte en zonde niet hand in hand? Heeft deze mens het soms verdiend om buiten gesloten te worden? Ineens hangen woorden als gezondheid en ziekte – reinheid en onreinheid - zonde en straf samen. Rein en onrein gaan ineens iets anders betekenen: niet alleen schoon en vuil, maar ook: geschikt of ongeschikt voor de samenleving en voor Gods beloften.
Dat idee van ziekte en straf is nooit helemaal verdwenen. Ook wij zeggen weleens: “Waar heb ik het aan verdiend om zo ziek te worden?”. Wij zeggen dat, terwijl wij heel goed weten dat ziekte geen kwestie is van schuld. Ziekte is pech hebben.
Als in onze tijd iemand een besmettelijke ziekte heeft of dreigt te krijgen – denk maar aan het ebola – virus – dan wordt de zieke in quarantaine geplaatst en met alle mogelijke zorg omgeven. Ziekte vraagt juist extra verzorging en aandacht.
Maar ook het omgekeerde kun je horen: Een politicus die het met een bewindsman oneens is zegt: “U bent ziek in uw hoofd. U hoort niet op deze plaats te zitten. U moet opkrassen en weg wezen”. Iemand ongeschikt vinden wordt ineens iemand ‘ziek in zijn hoofd’ vinden. Oude ideeën leven voort in een modern jasje.
Als we nu naar het evangelie van vandaag kijken dan zien we een ontmoeting van een melaatse, een mens in nood, die rein wil worden. Hij wil graag een plek hebben in de samenleving, hij wil gezien en geteld worden, hij wil erbij horen.
We zien ook Jezus. Jezus die de Blijde Boodschap verkondigt. Gods liefde gaat uit naar alle mensen. Het Rijk van God is hier en nu aangebroken.
En we horen van de Wet die het contact tussen gezonden en melaatsen verbiedt en hoe alleen een priester de man genezen en rein kan verklaren.
We horen nog meer. We horen hoe de melaatse vol vertrouwen en overgave smeekt: “Als u wilt kunt mij reinigen en mij geschikt maken om mee te gaan doen.”
“Als u wilt”: u kunt niet praten over de liefde van God voor alle mensen en mij buiten in de kou laten staan!
En we horen dat Jezus door medelijden bewogen werd en dat hij toen tegen de wet in de melaatse aanraakte en zei: “Je hebt gelijk. Ik wil wordt rein”.
Dat aanraken van Jezus is van de éne kant het overtreden van de Wet.
Wie een zieke aanraakt, wordt zelf onrein.
Van de andere kant bewerkt de aanraking uit liefde de zuivering van de melaatse.
De wet wordt vervuld. De man kan nu geschikt verklaard worden door de priester om mee te doen aan het sociale en godsdienstige leven.
De overtreding van de wet brengt de vervulling van de wet. Het klinkt onlogisch en is toch helemaal waar. U kent de uitdrukking: waar een wil is, is een weg.
Dit verhaal zegt: Waar de wil wortelt in de liefde daar is de wet overbodig. Waar liefde de bron van ons doen en laten is, daar zijn geen regels nodig.
In de samenleving van vandaag wordt niemand uitgestoten wegens ziekte … althans in theorie. Als genezing kostbaar wordt kijken we er wel naar of iemand behandeld moet worden. “Ik wil graag kunnen lopen zonder pijn”, zegt een oudere heer, “maar de dokter zegt dat ik te duur ben.” Ook ziekenhuizen moeten winst maken.
In de samenleving van vandaag worden mensen uitgesloten vanwege godsdienst.
Gelovigen zijn een beetje achterlijk. Vooral als het Moslims zijn.
Of mensen worden aan de kant gezet als niet meer nuttig. U bent over de vijftig, waarom komt u nog solliciteren? U bent gewoon te duur.
Mensen die verslaafds zijn aan drugs en aan alcohol laten we aan hun lot over.
We zien ze liever niet onze buurt. Misschien hebben we wel medelijden, maar we kunnen er niets mee.
Een bekroonde wereldpersfoto toont van bovenaf genomen een wankele boot volgestouwd met vluchtelingen. We mogen er niet aan voorbij zien. Daar is die foto voor. Kijk, dat doen mensen elkaar aan. Terwijl ik naar de foto kijk, denk ik: “We kunnen toch niet al deze mensen zomaar opvangen”. Ondertussen laten we, laat ik, ze ….
Jezus zegt ons in dit verhaal: medelijden is niet genoeg. Als je medelijden je niet in beweging brengt, dan ben je in zekere zin schuldig. Je schiet te kort in liefde.
Wanneer je niet de moed hebt je zo te laten raken door een mens in nood,
Dan ben nog niet ten volle geschikt voor het Rijk van God.
Nodig is òòk de wil om uit liefde de ander aan te raken, aan te spreken, erbij te betrekken, uit de ellende te redden. Nodig zijn onze handreikingen om iemand er boven op te helpen, opnieuw de samenleving in trekken. Nodig is dat ik met Jezus mijn hand uitsteek.
Vaak blijven mijn wil en mijn medelijden bij mooie woorden. Ook al doe ik geen kwaad en gehoorzaam ik keurig aan alle regels, dan toch blijft staan dat ik verzuim het goede te doen.
We kunnen niet alle mensen in het verpleeghuis bezoeken. Maar misschien wel een. Doe ik dat dan?
We kunnen niet alle vluchtelingen opvangen. Ik kan wel een opvangorganisatie steunen. Doe ik dat dan?
We kunnen jonge jihadisten niet tegen houden naar Syrië te gaan. Zetten we hen bij terugkeer in de gevangenis of helpen we hen van hun waanideeën af? Jezus zou hen bij kop en kont pakken, een hartig woordje met hen wisselen en ze dan een nieuwe kans geven. Waarom doen wij dat niet?
Als ik me dat bewust ben van mijn verzuim, dan schaam ik me er voor. Dan voel ik me ook wel eens eenzaam. Eenzaam in de zin van: ik sta toch nog buiten het Rijk van God, ik hoor daar nog niet thuis, ik ben nog ongeschikt.
Moeten ook wij maar eens niet op Jezus afstappen met de bede: Heer, als U wilt, kunt u me geschikt maken voor uw Rijk. Amen.
Voorbede
Pastor: God, Gij die wilt dat mensen in vrede en saamhorigheid samen leven,
hoor ons gebed en verhoor ons.
Lector: Voor de kerk bidden wij.
Dat onder ons als gelovigen het verlangen leeft
om het medelijden van Jezus met buitengesloten en uitgestoten mensen
zichtbaar te maken door daden van liefde.
Dat wij open staan voor ieder die om hulp vraagt.
Laat ons bidden.
Lector : Voor de mensen die in onze samenleving niet geteld worden:
de hoogbejaarden, de vereenzaamden, de chronisch zieken.
Dat wij hen niet vergeten hen op te zoeken
en hen te laten voelen dat zij bij ons horen.
Laat ons bidden.
Lector: Voor mensen die zich buiten de samenleving plaatsen
door hun verslaving aan alcohol en drugs en geld.
Dat wij hen helpen de weg naar de maatschappij terug te vinden
en bereid zijn hen hartelijk in ons midden te ontvangen.
Laat ons bidden.
Lector :Voor het land Oekraine waarin mensen en groepen in oorlog verwikkeld zijn.
Moge de vredesvoorstellen die met moeite zijn vastgesteld,
door de strijdende partijen geëerbiedigd worden.
Breng hen tot bezinning en tot wederzijds respect.
Doe hen beseffen dat alle krachten nodig zijn hun land op te bouwen.
Laat ons bidden.
Lector: Wij bidden voor de zieken: thuis, in het ziekenhuis of verpleeghuis:
om goede moed en om overgave aan uw wil
Voor onze persoonlijke intenties……… S T I L T E ……..
Geef, God, wat goed voor ons is.
Laat ons bidden.
Overledenen …. en andere intenties.
Mogen zij door Jezus ‘ genezende handen aangeraakt
opstaan en tot een niet en gelukkiger leven komen.
Maak hen gelukkig in het hemles vaderhuis.
Slotgebed pastor
God, uw hart gaat uit naar iedere mens
en iedere mens mag rekenen op uw hulp en trouw.
Moge de bewogenheid van Jezus
woning vinden in ons hart, opdat wij
zijn medelijden tonen
aan de wereld van vandaag.
Dit bidden wij U, o God, door Christus, onze broeder en Heer. Amen.