9 november Titus Brandsmazondag
Overweging van pater Jan Brouns OCarm, prior provinciaal van de Nederlandse Karmel
Overweging Tituszondag Amstelveen, 9 nov. 2014
Toen ik de teksten van de schriftlezingen van deze viering las en erover nadacht, werd mijn aandacht getrokken door de zin: “Het woord van God laat zich niet gevangen zetten”. Ik vroeg ik me af: waarom valt die zin me op? Daarover peinzend, diende zich een tweede vraag aan: wat is dat eigenlijk: ‘het woord van God’? En waar kun je dat horen? Daar is niet zo gemakkelijk een eenduidig antwoord op te geven. Sommigen zeggen dat Gods woord iets is dat ze horen in de stilte van de natuur of van een kerkgebouw; anderen horen God spreken in de Bijbel; weer anderen horen het in het leven van alledag, met name in de roep om leven van de armen …. Er zijn ook mensen die het horen in muziek, in de kunst … in hun relatie, in de liefde die zij ervaren … Maar daarmee is nog geen antwoord gegeven op de vraag die ik me stelde: “wat is Gods woord?” Wat ik zei, heeft alleen maar te maken met de vraag waar we het horen …. En wat dat ‘horen’ betreft: het gaat, dat is duidelijk, niet over een horen met de oren die aan de zijkant van ons hoofd zitten; het is meer iets innerlijks; het heeft te maken met ervaren ….
Als ik me dat realiseer, is me ineens ook duidelijk dat Gods woord zich niet gevangen laat zetten. Het is niet iets fysieks en geen materie, het is niet meetbaar en niet te berekenen in decibellen. Het heeft, zoals ik al zei, te maken met het innerlijk van de mens, met een innerlijke overtuiging. Met iets dieps in de mens, iets heel intiems, iets waar niemand aan kan komen. Heeft dat met God te maken? Wie of wat moeten we dan verstaan onder God? Kan die tot ons spreken zoals een mens spreekt tot een mens? Ik denk dat we mogen zeggen dat het zo niet werkt. Als we zeggen: God spreekt, dan is dat iets van de ziel.
Maar, ook dit is een belangrijk inzicht: er zijn mensen geweest die in Jezus van Nazareth God hebben horen spreken; ze noemen hem zelfs ‘het woord van God’. Johannes de evangelist schrijft erover in zijn evangelie, dat met Kerstmis wordt gelezen: In het begin was het woord, en het woord was bij God en het woord was God; het kwam in de wereld, maar de wereld wilde er niet naar luisteren.
De wereld … dat zijn wij. Zijn wij afgestemd op de juiste golflengte? Een christen zal zich inderdaad, denk ik, afstemmen op Jezus de Christus en de Bijbel. Hij zal niet alleen de woorden die via de heilige schrift tot ons komen, overwegen, maar ook een persoonlijke band aangaan met de Schrift en met Jezus. Daarmee bedoel ik niet: enkele vrome praktijken (waar niets op tegen is …. ); maar meer een volgehouden bezig zijn met de Bijbel. Je door die Bijbel laten gezeggen, je leven daardoor laten richten …. Of, zoals uw pastoor het onlangs verwoordde: vroomheid betekent het ontwikkelen en beoefenen van een relatie met God, waardoor God steeds meer in jou werkzaam wordt … vroomheid is leven vanuit een verbondenheid met God. Het gaat hier echt over ons dagelijks leven, over onze omgang met elkaar, over onze aandacht voor medemensen, over ons denken en spreken … ook inzake bijvoorbeeld de politiek. Zoals dat het geval was bij Titus …
Zijn leven overziend, meen ik precies dát te zien: hij leefde vanuit een diep religieuze luisterhouding. Hij stemde zijn leven af op de heilige Schrift. Hij had als het ware een innerlijk kompas ontwikkeld, waarop hij koerste. Het gaf richting en inspiratie aan zijn leven. Hij kwam erdoor tot een begrip van God, dat ook voor onze dagen hoogst actueel is; hij kwam erdoor tot zijn houding tegenover het nationaal socialisme … en toen hij die houding met de dood moest bekopen, kon hij zelfs nog bidden voor zijn beulen. Ik hoor daarin het woord doorklinken van het evangelie van vandaag. Ik zou zeggen: lees de tekst er nog maar eens op na …
Titus werd gevangen genomen; hij verbleef in de gevangenissen van Scheveningen, Apeldoorn, Kleef en Dachau … in erbarmelijke omstandigheden, geslagen, geschopt, gekleineerd …. Maar Gods woord liet zich niet gevangen zetten. Integendeel, zou ik willen zeggen: het kwam juist in die barre onmenselijke omstandigheden – juist in de gevangenschap – tot leven. Het spreekt tot ons doorheen deze kleine en tengere, maar ontzettend grote man. Groot, juist omdat hij zich gedurende zijn leven had laten aanspreken door dat woord. Het was voor zijn leven zobepalend geworden dat het hem eigen was …het woord van God gaf vorm aan zijn leven, … zelfs in zijn gevangenschap. Hij was gevangen, maar hij leefde het woord van God; zijn voorbeeld het inspireert nu nog talloze mensen wereldwijd. Over heel de wereld zijn er kerken en scholen naar Titus vernoemd. De karmelieten op de Filippijnen en in Duitsland hebben Titus als schutspatroon … Dat wil zeggen dat de mensen zich door Titus laten gezeggen …